Religie voor atheïsten: Een heidense gebruikersgids, door Alain de Botton

Atlas, Amsterdam/Antwerpen, 2011

Datum: do 12-01-2012. In: Boekbesprekingen

Welzijnswerk voor welgestelden

Alain de Bottons Religie voor atheïsten staat barstensvol goede bedoelingen. Zeker voor wie, zoals ondergetekende, werk wil maken van gemeenschapsvormende projecten. Het boek bevat een mengelmoes aan suggesties rond het thema: hoe vind je elkaar nog in een hogere moraal dan in die van het consumentisme? Het biedt tips voor rituelen, ongedwongen en verluchtigd met talloze illustraties. Op het vlak van universitair onderwijs, beeldende kunst, architectuur, zorgzaamheid, alles losjes gedrenkt in filosofische overpeinzingen. De Botton wil zijn rituelen ontlenen aan ‘religies’, te weten, het katholicisme, het jodendom en het boeddhisme. Maar dan wel geseculariseerd, bedoeld voor “atheïsten”. Het laatste woord verraadt mijn problemen met zijn plannen.

God of goden wegstrepen, schrappen uit je wereldbeeld, wat betekent zo’n – in mijn ogen – vernielzuchtig gebaar? Dat betekent dat je, ook al hoef je van mij nergens in te geloven, iets wat in vrijwel iedere ons bekende cultuur de norm is, die glans en samenhang verleent aan de gemeenschap, nodeloos verwerpt. Je haalt de kern eruit en kijkt wat je er vervolgens nog mee kan. Zoiets als een ‘acelebraire’ visie op de mens. Vanuit die aanmatigende levensvisie stript De Botton zijn rituelen van traditie en historische betekenis. En wat houdt hij over als zijn plannen goed verlopen? Ik citeer Auguste Comte, de bron van zijn ideeën: een “religion universelle”. Laat mij nou juist de overtuiging toegedaan zijn dat we van dit soort typisch westerse projecten voor een wereldbroederschap-naar-ons-model af zouden moeten!

Ben ik te streng, misschien zelfs rancuneus, jaloers? Van alles wat waarschijnlijk. Toch wil ik nog wat dieper ingaan op het boek. De Botton zet in zijn boek, soms met brille, vaker met een nare predikantentoon een klaagzang aan van een intellectuele atheïst-die-geen-atheïst-zou-willen-zijn. Maar hij moet wel, zo redeneert hij, omdat hij weliswaar niet in dogma’s en metafysica gelooft maar toch ook weer religieuze rituelen en zienswijzen bewondert en van groot belang acht.

Door gebrek aan onderzoek – met name naar de culturele wortels van religie, heidendom, meergodendom – vervliegen veel van zijn bedoelingen in een elitair soort voor-de-vuist-weg redeneren. Zijn boek is weliswaar bedoeld voor een elite, zoals bezoekers van musea, universiteitsstudenten en denkers over levensvragen, waarmee op zich niks mis is. Maar in een tijd waarin de scheiding tussen hoog- en laaggeschoolden navrante trekken krijgt en bizarre uitspattingen laat zien, schiet hij er toch echt naast. Zijn wat ik zou willen noemen welzijnswerk voor welgestelden, de oprichting van clubhuizen en hangplekken voor intellectuelen in de openbare ruimte, heeft mijn welwillende zege. Minder geporteerd ben ik van een paar naar mijn smaak gevaarlijke misvattingen die hij erop na houdt. Hierboven refereerde ik al even aan het typisch westerse karakter van zijn project. Daar zou ik nog wat dieper op in willen gaan.

Terwijl bij De Botton ‘religies’ vlekkeloos tevoorschijn komen als klaterende bronnen vol oplossingen voor sociale en culturele problemen is, zo stelt hij daartegenover, het doorgeven van levenswijsheid op de een of andere manier verkwanseld. Niet door die ‘religies’ en wel het allerlaatste door het christendom. (De vleierijen naar het christelijke geloof zijn zo veelvuldig in dit boek, zelfs naar zaken toe als erfzonde, biechtgeheim en het religieus gemotiveerde antihumanisme, dat je er of een overdreven voetval of een verscheurend heimwee uit kan lezen.) ‘We’ zijn consumenten geworden door een of ander noodlot. Door wie of wat dat is gebeurd – het kapitalisme, de markt, daar zit de schuldige wat betreft Auguste Comte – blijft buiten schot. “Volgens historici zouden we zijn begonnen onze buren te verwaarlozen rond de tijd dat we ophielden gemeenschappelijk onze goden te vereren”, aldus vinden we op pagina 23. Aha, zou de lezer kunnen denken, De Botton reikt naar de bodem van de religieuze strijd: de kersteninggeschiedenis, de verwoesting van het meergodendom! Maar nee, hier wordt verwezen naar “de privatisering van het religieuze geloof” in de negentiende eeuw.

De Botton stript niet alleen zijn visie op de westerse cultuur van historiciteit, hij ontdoet zijn rituelen daar ook van. Welke voorstellen hij ook doet om elkaar wat beter te leren kennen, zij zijn ontdaan van voorgeschiedenis en herkomst. Bij een bepaald soort rituele maaltijd, naar voorbeeld van de joodse Pesachviering, waar een vraag-en-antwoord ritueel bij hoort, koestert hij buitensporig hoge verwachtingen. Zoals van “het verdwijnen van onze angst voor vreemdelingen.” ‘We’ zouden daarbij aanschuiven, “arm met rijk, zwart met blank, orthodox met seculier, manisch depressief met evenwichtig.” Maar ook meent hij zoiets uit zijn religieuze context te kunnen halen zonder fundamenteel betekenisverlies. Wat De Botton betreft gaat men aan zo’n gemeenschappelijke dis op zoek naar “oprechte zelfonthullingen” met vragen als “waar heb jij spijt van?”, “wie kun jij niet vergeven?” De herkomst van het Joodse volk of van welk volk ook laat men gewoon maar weg. Dezelfde contextloze zoekpartijen naar het zelf komen we ook tegen bij een alternatief museum met in elke zaal een wijsheidsthema en in de hoogste zaal het thema “zelfkennis”. Een alternatieve architectuur die seculiere tempels maakt biedt “versies van onze angsten en onvolwassen neigingen” en “inspirerende aandenkens aan deze plek”.

Universele toepasbaarheid, ziedaar de ‘hardcore’ van het misverstand dat het boekje beheerst. De Botton zoekt zijn ideeën in de abstractie van een mondiaal inzetbaar en flexibel universalisme. (De vergelijking met een merkproduct, zeker waar De Botton wijsheden op billboards wil plaatsen, dringt zich op maar is misschien wat al te harteloos.) Door processen van ontworteling en globalisering kunnen zij voorzien in een zich in steeds hoger tempo over de wereld verspreidende behoefte. Juist daarom vind ik zijn ideeën zo gevaarlijk. Zij vertegenwoordigen niet zomaar “een gebruikersgids”, maar tevens de daarachter liggende gedachte van het kosmopolitisme of wereldburgerschap. Uit De Bottons geloof in een universeel soort broederschap – “verbondenheid met de hele mensheid” – alsmede uit zijn lijst met adviseurs achterin het boek rijst de geur op van een seculiere wereldmissie. Militant en invloedrijk richten die kringen, voornamelijk bestaande uit – net als ik zelf overigens – links georiënteerde mensen, zich tegen identiteit en herkomst van culturen. Kom daar niet aan met plaatselijke eigenheden of folklore. Je wordt er weggejaagd als een hond met nare ziektes.

Het kwaad schuilt voor de wereldburgerij in ‘identiteit’ en hechting aan herkomst en cultuur, aan eigenheid en groepsgebonden historiciteit. (Bij het zoeken naar herkomst lagen in het verleden gevaren als fascisme en racisme immers ook op de loer? Vragen naar oorzaak en gevolg worden altijd wijselijk vermeden in die context.) Ontwijk die zaken, stel je in het leven op als individu, en de wereldbroederschap zal ons ten deel vallen, zo redeneert de wereldburger. ‘We’ omhelzen ‘de gemeenschap’, en letten verder niet op haarkleur, afkomst of geslacht.

De gemakzucht waarmee de welgestelde intellectueel zijn eigen contextloze ‘vrijheid’ geniet en daarin graag ‘de ander’ of ‘de vreemdeling’ ontmoet, zonder zich maar een minuut te hoeven bekommeren om wat die ander eigenlijk beweegt, ziedaar wat ik zie als de grootste barrière voor gemeenschapszin in onze tijd. Vier liever de verhalen van je voorouders, met feesten, instellingen en rituele aberraties, want meer is er niet. Gedetailleerde voorstellen voor universeel gebruik zijn daarbij alleen maar hinderlijk. Geef mensen van bovenaf – want daar zit hem toch weer steeds de bottleneck – het groene licht om in hun groepsverleden te duiken, hun ‘eigen’ cultuur en taal te vieren. Lokaal en vanuit verbondenheid met hun omgeving.

Daar is meer voor nodig dan De Bottons vrijblijvende ideeën. Namelijk politieke bereidheid tot het opgeven van een ideëel globaliseringsdenken dat op dit moment meer kwaad dan goed doet.