Piet, Piet, Piet!

Ingegeven @ za 26-10-2013

Wat een buitenkansje om het thema “culturele eigenheid” eens in het zonnetje te zetten! Piet (van Sint) is aangeklaagd. Verbolgen Surinaamse Nederlanders vonden in ons land geen gehoor voor het protestgeluid dat Zwarte Piet, in zijn negeruiterlijk, zijn komische dommigheid en knechtschap, bezwaarlijk refereerde aan het slavernijverleden, en zijn naar de VN gestapt. Daar kregen zij wel gehoor. Waarop ons land ineens ontgoocheld opgescheept zat met een VN-protest tegen het vieren van een ‘racistisch feest’. Het heeft het wereldnieuws ruimschoots gehaald.

Vooral dat laatste is geloof ik reden tot alarm. In alle media veel aandacht, waarbij het tegenprotest van mensen die zich in hun kuif gepikt voelen om ‘hun’ Sinterklaas, hun mooiste en meest eigen feest, dat nu dreigt te worden aangetast, domineert. En dat NB door de VN! Het protest der Surinaamse landgenoten krijgt weliswaar – terecht vind ik – de aandacht waar het al jaren om gevraagd had, maar de tegenreactie maakt het plaatje pas compleet. Want wat gebeurt hier eigenlijk?

Ten eerste is daar voor het eerst in de vorm van een museumpje, herdenkingen en allerlei programma’s op tv veel landelijke aandacht geweest voor een diep weggestopte collectieve wond in het geheugen: de slavernij. Nederland kreeg plotseling, op een nog blanker collectief geheugen dan ons leliewitte velletje – zoals wij vanouds ons collectieve geheugen het liefste zien – in getatoeëerd, dat wij de hand hebben in en ons voordeel hebben gedaan met onnoemelijk veel lijden van Surinaamse ‘landgenoten’, slaven. Weinig toeschietelijk allemaal, maar het is er dan tenslotte van gekomen. Erkenning van door ‘ons’ verrichte wandaden op zo’n grote schaal en in zo’n lange periode dat de vergelijking met de Holocaust een vaak geaccepteerde vergelijking is geworden.

Ten tweede is daar de vrolijke traditie van het uitbundig vieren van een feest, gelardeerd met alles wat een feest tot feest maakt. Een waardige en bont geklede hoofdfiguur, een bisschop, dus met veel en verre associaties in het verleden, geassisteerd door narren – jammer genoeg in de slaventijd uit burgerlijk gemak als slaafjes afgebeeld – die kinderen nu eens schrik aanjagen, met roe en zak-om-je-in-mee-te-nemen, dan weer snoep uitdelen, ons land tegen de donkere wintertijd met een schip bereikend, zich in een massaal bezochte stoet op een schimmel (waarvoor NB waarschijnlijk Sleipnir, Wodans witte achtbener, model gestaan heeft) voortbewegend, onder het gezang van door iedereen gekende liederen,“dè intocht van Sinterklaas”, die zich ’s avonds nogmaals liedjes toe laat zingen bij de schoorsteen, waardoorheen hij, met zijn knechten en met zijn schimmel over daken gaand ’s nachts lekkernijen en geschenken gooit in klaargezette schoentjes, om dan tenslotte, als lang verwachte climax, op zijn verjaardag aan ieder huis een bezoek te brengen, zijn knechten smijtend met hun pepernoten, dreigend met hun roe en zak, om elk kind apart een wijze les te geven vanuit ‘het boek’, nog eens cadeautjes, speculaas en marsepein uit te delen met persoonlijke gedichten, om dan weer te verdwijnen in de nacht en naar “Spanje” terug te keren. Kortom, een legioen aan thema’s, symbolen en betekenissen waar je met recht van spreken voor in de bres mag springen.

Alleen, ten derde, is daar nog iets. Want “in de bres springen” is wel erg zacht uitgedrukt, als je kijkt naar het vuurspuwen op sociale media en tijdens de discussies op tv. Ingehouden, onuitsprekelijke haat, daar hebben we het over. Het is nu juist dit onuitsprekelijke waar ik al zo lang mijn nek voor uit probeer te steken (maar, hoe tragisch kan het uitpakken als zelfs dat niet opvalt?) door er woorden en een aanpak voor te vinden. Ik zag onlangs een film over mannen in een goelag die zich in leven houden door hun fatsoen opzij te zetten in hun gevecht tegen de verhongering. Als beesten bijt je van je af zodra je bestaan bedreigd wordt. Nu is het deze tijd bon ton geworden om – en vaak niet onterecht – de vooruitgang toe te juichen. En dat maakt het er niet gemakkelijker op om de vergelijking met een goelag door te trekken naar dit statistisch “meest gelukkige land ter wereld”. Toch doe ik dat. Want in ons land bijten mensen van zich af en zetten, net als in de goelag, hun fatsoen opzij zodra zij de ‘verhongering’ nabij zijn, zich – in dit geval mentaal – bedreigd voelend in hun voortbestaan.

Want niet alleen de intellectueel, die dit zo prachtig weer kan geven in verhalen, toneelstukken en kunst, ervaart een existentiële leegte. Vanwege het domineren van het individuele en het materiële in werkelijk alles om je heen. Zij die géén uitlaatklep hebben voor dergelijke wanhoop ervaren dat des te meer. En laat de intellectueel (waar ik mijzelf toe reken) niet de indruk hebben dat hij/zij alléén in zijn of haar bestaan bedreigd wordt, Zolang hij/zij niet naar de gemeenschap kijkt waar hij/zij deel vanuit maakt laat hij/zij zich de honger en de leegte ‘welgevallen’. Een verhaal, de literatuur, de mythe gedijen niet op een eiland. Zij sterven daar samen met de collectieve geest een onheroïsche dood.

Lieve lezer van deze website, geloof mij, het is geen geintje waar ik u mee lastig val. De nood is aan de man (zo nu en dan de vrouw, maar die heeft nou eenmaal minder begrip voor dat soort zaken, dit eventjes terzijde), gelooft u mij. “Gedeelde kennis” aanleggen, zoals ik hier hartstochtelijk bepleit, zoals “een algemeen verhaal voor in het onderwijs”, is slechts een eerste begin. Dat moet dan eerst nog ‘volkse kennis’ worden, om te kunnen worden ‘gevierd’ met hulp van kunstenaars en muzikanten. De honger naar een algemeen verhaal is groot, reusachtig groot. Koester dan wat er nog is, duw een mislukte Piet in de vergetelheid terug en maak er een juweeltje van een Piet van. (Waar zijn de kunstenaars en rijkaards aan verbeelding die ons dat kunstje kunnen flikken?). Maar werk niet minder hard aan het scheppen van iets nieuws. Zie deze website voor ideeën.