Nationalisme in het Cobramuseum

Datum: do 12-01-2012. In: Verhaal & Kunst

Mooie tentoonstelling. ¡Patria o Libertad! heet hij. Het gaat over het commentaar van kunstenaars op nationalistische verschijnselen als vlaggen, volksliederen, helden en verhalen. Wat mij opviel, als geïnteresseerde in een collectief gedeeld verhaal, is dat de kunstenaars vooral de leegte weergeven die zich vertoont als je eens gaat kijken wat er nu helemaal achter dat soort symbolen en verhalen schuilgaat. Het houdt allemaal weinig in, die macho druktemakerij en militair vertoon. Het spiegelt het echte leven niet. Zo goed als elke video – het betreft een videotentoonstelling – refereert op een of andere manier aan dat mankement.

Dat zegt mij twee dingen. Ten eerste dat het nationale weldegelijk symbool staat voor een groepscultuur – of zo je wilt –verhaal – ook al wordt die daarin niet adequaat vertegenwoordigd, en ten tweede dat een collectief verhaal door kunstenaars niet een-op-een wordt vereenzelvigd met fascisme. Zij kijken heen langs het clichématige oordeel dat groepssymbolen automatisch kwaad aanrichten. Nog onlangs schreef Elsbeth Etty in haar column in NRC Handelsblad dat ook meer humane vormen van nationalisme onherroepelijk leiden tot de vorming van “racistische beulen”. Wij- en zij-denken, dat was er wel te ervaren op een aantal video’s, voor ‘beulen’ was het klimaat er (nog?) niet. Zelfs de video over Ajaan Hirschi Ali liep niet uit op ideeën over pogroms of iets dergelijks.

Een kunstenaar kijkt, vertaalt en schept. Hij concludeert niet. Dat doet de historicus, de wetenschapper. Dat is kortom mijn vak. Met deze kunstenaars geloof ik dat het nationale verhaal een didactiek vertegenwoordigt die er bij gebrek aan andere verhalen, bronnen en symbolen is. Als er weinig schuilgaat achter die symbolen is dat geen signaal om ze liever af te schaffen, maar eerder om ze invulling te geven. Door andere symbolen, helden en verhalen, die wel iets zeggen over hoe we leven. Het negentiende eeuwse nationalisme, de oerbron van dit alles, was niet het Grote Kwaad dat historici er later in zijn gaan zien, maar een – nogal obligate – poging door het christendom geëlimineerde volksverhalen over de eigen geschiedenis alsnog een plaats te gunnen in het collectieve bewustzijn. Zo kregen we standbeelden van nationale helden, idem feestdagen en – volksliederen. Een televisiezender als de BBC kan zich met trots de nationale vrucht noemen van het ideaal van deze nationale didactiek.

In plaats van in een nationale didactiek een groot gevaar te zien, zou je er liever de tekorten van in moeten aanwijzen. Van al het nationale dat we kennen, onderwijs, politiek en media, is het element van groepsvorming daar wel het slechtst in vertegenwoordigd. Sport, cultuur en media staan aan de zijlijn van de maatschappij, zij behoren tot de wereld van de individuele recreatie en de vrije tijd. Waar gedeelde ervaring op zijn plaats zou zijn, het onderwijs, de nationale feesten, daar regeert ofwel de Bijbel ofwel de apathie van de geheugenloosheid. Het is dit laatste waar we tegenaan kijken in ¡Patria o Libertad! Het is geen fijn gezicht.