Koert Stuyf en de verhaalloosheid

Datum: zo 10-06-2012. In: Verhaal & Kunst

Oude koeien uit de sloot? Dan staat uw retropers gereed! Het gaat dit keer om een danspaar dat uw verslaggever na aan het hart staat en dat ooit, hoewel niet lang, intieme vrienden van hem waren. Koert Stuyf en Ellen Edinoff, ooit vermaard vanwege magistraal-rebelse voorstellingen die de adem deden inhouden in een volgepakt Carré, traden weer op na decennia geen podium te hebben aangeraakt. Een ‘spion’ – wegens omstandigheden wou ik niet ter plekke zijn – leverde ons haar commentaar op het gebeuren in de Melkweg, afgelopen zondagavond. Het was weer magistraal.

Over mijn echec bij Koert en Ellen wil ik hier wel iets kwijt. Het is persoonlijk, dat wel, maar door wat Koert aan Jan Pieter Ekker van Het Parool vertelde ontstijgt het het persoonlijke en wordt het deel van deze rubriek. Het zal in 1969 zijn geweest dat Koert mij vroeg me aan te sluiten bij zijn dansgroep. Hij wist hoe ik bewoog door lessen die ik bij hem volgde op de Theaterschool, Ellen had mij een soort auditie afgenomen. Toch bracht zijn verzoek me in verwarring. In plaats van innerlijk te juichen zocht ik naar excuses om geen ja te hoeven zeggen. Voor Koert zowel als voor mijzelf bleef het een raadsel. Ik had kunnen dansen, carrière kunnen maken en ga maar door. Maar waarom heb ik later nooit gemeend het toch te hebben moeten doen? Wat zei daar op die grondeloze bodem van mijn innerlijke ikje “nee” op dat moment?

Nu, na veertig jaar van overpeinzing, is daar eindelijk het antwoord. Koert gaf het zelf, zoals gezegd, in Het Parool: “Ik wil niets vertellen. Dat is helemaal niet interessant. Interessant is wat er zondag gebeurt. Wat de mensen ermee doen.” Voilà, daar heb je het, de aap is uit de mouw. Ik was jong, ik zocht een Ideaal om in vervulling te doen gaan. Koert was op dat moment het hoogste waar ik naar kon reiken in het theaterwezen, waar ik mijn Ideaal zocht. Maar ik was ook door en door vervuld van het vertellen. Mijn Ideaal was een verhaal. En precies op het moment dat Koert mij voor zijn dansvoorstelling vroeg botsten in mijn hoofd zijn kunstopvatting met de mijne. Mijn bijdrage was onverenigbaar met zijn theater. Toneel noch dans konden voor mij iets anders zijn dan duiding, vertelling, lering en vermaak. Omdat er zoveel níet verteld, geduid en uitgelegd werd in de wereld waarin ik opgegroeid ben. De kunst van Koert en Ellen zou ik hooguit – en graag, dat moet gezegd! – als middel voor dat doel willen gebruiken, nooit als doel in zich. Ik reisde daarna af naar het – meer verhalende – Living Theatre, zonder veel besef van het waarom en al evenmin met veel succes.

Hoe fundamenteel dit onderscheid in kunstopvatting is hoef ik niet te vertellen. Daar draait het allemaal om in de kunstdebatten van vandaag de dag. Het gaat er hier om dat de revolutie van het deconstructivisme in mijn jeugd het zicht verduisterd heeft op wat eraan voorafging. Zo kon je als student het een niet naast het ander stellen. Het een was minderwaardig aan het ander en totaal verwerpelijk. Die absolute stelligheid van Koert en Ellen hebben, naar ik aanneem, weinig bijgedragen aan het debacle van hun carrière, maar mijn relatieve stelligheid dat het verhaal een plek moet krijgen, niet het laatst in het theater, is, als ik de tendensen in de debatten peil, in de nabije toekomst kansrijker. Hun laatste voorstelling was retro in twee opzichten. Idealer kan het haast niet in deze rubriek!