Hoe het vertellen uit het onderwijs verdween*

* Geplaatst op de website van Entoen.nu dd. 21-09-2009. In: Verhaal & Onderwijs

Het ‘didactisch concept’ van Gerard van Westerloo en Hubert Slings, elders op deze website te vinden, is een verademing om te lezen. Terwijl de meeste teksten op deze website gebukt gaan onder het gewicht van met – soms onbegrijpelijke – kennis volgeladen zinnen, met vroeg of laat voor de lezer het onvermijdelijke gevolg van eeuwigdurende canonieke koppijnen, verschijnt hier dan eindelijk een taal met adem, licht en luchtigheid, die weldadig aandoet. Nu ook maar meteen de rest van een dergelijk taalgebruik voorzien, zou ik zeggen.

Op een enkele zin zou ik in willen gaan: “Vooral de jongere generaties [van leraren] zijn eerder vertrouwd gemaakt met het aanleren van vaardigheden dan dat ze meeslepende vertellers zijn van de grote verhalen.”

Het is waar wat hier staat. Het schort bij leraren aan feitenkennis, niet minder dan aan ambachtelijke vertelkunst. Hiermee is tevens het kernprobleem van het canonproject – en misschien wel van de huidige kennisoverdracht op school in het algemeen – gegeven. Alles draait om presentatie, dus taalgebruik, vertelling, oftewel om de toverformule voor samenhang en betrokkenheid. Door dit aspect te onderschatten, zoals dat – ook weer – in het onderwijsveld gebeurt, denkt men er met lapmiddelen mee klaar te zijn. Men vergaloppeert zich voortdurend in de omvang van het probleem. Een dichte mist hangt er bijvoorbeeld rond het moment van het verloren gaan van vertelkwaliteiten. In de hierboven geciteerde zin wordt gesuggereerd dat hooguit een of twee generaties geleden nog geregeld verteld werd op scholen. Dat is een misvatting. Van een vertelprogramma op leraarsopleidingen is al langer geen sprake meer.

Quizvraag: In welk decennium schreef een kweekschoolspecialist de volgende zin: “Want de vertelling, te lang behandeld en mishandeld als “Assepoester” onder de leervakken, verdient volledig eerherstel”, a. het no-nonsense tijdperk van de jaren ’80, b. het tijdperk van de Linkse Zuivering van de jaren ’60, of c. na de Grote – gode zij dank mislukte – Rechtse Zuivering, de wederopbouwjaren? Om de spanning er nog even in te houden, het is, toevallig, hetzelfde jaar waarin een professor in de ‘sociale pedagogiek’ het volgende schreef: “Zij [leraren en leerlingen] hebben het vertellen en het luisteren verleerd. … de wereld van de fantasie wordt – zodra de les begint – met een fors gebaar buiten de deur gezet.” Het is ook, alweer toevallig, op één na hetzelfde jaar waarin een Franse specialiste op vertelgebied de aanklacht deed: “In de officiële pedagogie en helaas ook in de praktijk is [het vertellen] tot voor kort schandelijk verwaarloosd.”

Het citaat over Assepoester is uit 1952 en afkomstig van J.W. van Hulst, pedagogiekprofessor aan de VU. Dezelfde die in WO II als directeur van de Hervormde Kweekschool 500 joodse baby’s uit handen van de Duitsers redde. Voor het verval van het vertellen moeten we dus meer dan een halve eeuw terug. Zelfs in het christelijke onderwijs werd het toen al verwaarloosd. Zo schrijft Van Hulst in hetzelfde opstel (uit: Handboek voor een leerplan voor de scholen met de Bijbel): “Wie denkt er momenteel aan, het vertellen als leervak op een kweekschool te onderwijzen? Blijft het in veel gevallen niet bij het memoriseren van de eisen waaraan een goede vertelling moet voldoen?”

In datzelfde jaar schrijft ook genoemde professor in de ‘sociale pedagogiek’, Nic Perquin (UU), in het katholieke maandblad DUX: “Geschiedenis, mits goed verteld, is de diepste, de meest ontstellende, de meest tragische les, die de mens te leren heeft.” Maar terwijl “vertellen de werkelijkheid voor ogen zet en het logische denken op gang kan brengen”, vergeten leraren dat kinderen “willen dat de dingen leven”. “Het is meer dan genoeg, wanneer men maar weet, dat het verhaal onmisbaar is en één van de belangrijkste onderdelen van het onderricht uitmaakt.” In het verhaal “vinden wij heel het denken en worden, heel het strijden en lijden, dwalen en vinden der mensheid.” (Anderhalve decennia later zou de grote Amerikaanse geleerde Jerome Bruner hetzelfde beweren in zijn bekende Toward a theory of instruction.) Perquin zette ook ‘sociaal pedagogische’ troeven, zijn specialiteit, in op het vertellen: “Vertellen is die vorm van sociaal contact, waarin de ene mens de ander, – of wat nog beter is – de groep vindt. Men doorleeft samen iets, één in ontroering, één in afgrijzen, één in bewondering. Dit bindt op een wonderlijke wijze, omdat het mede-mens-zijn zich daarin openbaar maakt. Men is tastbaar niet meer alleen.”

Het laatste is, toen er nog tijd voor het vertellen/voorlezen bestond, door Jan Ligthart gepassioneerd beschreven in zijn Over opvoeding: “O, die leesuurtjes, die heerlijke leesuurtjes. Ze geven zo’n weldadige stemming van eensgezindheid. … [Ze] vergeten dan hun geschillen geheel, zo geheel, dat ze aan ’t eind van een uur malkaar met recht sympathieke ogen aankijken en zeggen: “mooi hè!” er totaal niet aan denkend, dat ze zulks niet tegen hun vijand hadden mogen zeggen.”

Nu dit stukje toch al uit zijn voegen barst van de citaten wil ik besluiten met enkele alarmkreten die drie decennia na de eerder genoemde citaten over het onderwijs gehoor kregen onder intellectuelen. In 1981 schreef de filosoof Alisdair MacIntyre in zijn After virtue: onthoud kinderen hun verhalen en zij worden bange stotteraars. Begrip krijgen voor een samenleving is alleen mogelijk aan de hand van een voorraad verhalen die haar dramatische bronnen vastleggen. In hetzelfde jaar schreef de Amerikaanse literatuurprofessor Helen Vendler in een presidentiële toespraak: “We can surely tell [all children] the tales before they can read Shakespeare or Ovid; there are literary forms appropriate to every age, even the youngest. Nothing is more lonely than to go through life uncompanioned by a sense that others have also gone through it, and have left a record of their experience.”

Ja, als nú nog niet zonneklaar is dat we als de wiedeweerga moeten gaan vertellen, dan weet ik het ook niet meer.