Gelukkige Hans en de schijnvertoning van het christendom

Amstelveen, 29 augustus 2011. In: Verhaal & Christendom

Er is iets aan het christendom dat mij niet blij maakt. Dat is het totalitarisme van de enige te willen zijn die ertoe doet. Net als bij het flesje Coca Cola, maar dan van boven afgedwongen. Te beginnen in de vierde eeuw na Christus. Ik word niet blij van het dertigtal decreten die in die eeuw alle niet-christenen belaagden in het Romeinse Rijk. (Een heuse dreiging was het, tot aan de doodstraf toe. Ter vormende illustratie leze men Hella Haasse’s Een nieuwer testament.) Ook niet van een wetboek uit de zesde eeuw, waarin diezelfde decreten nog eens werden aangescherpt en uitvergroot. En al helemaal niet van het rigorisme waarmee Karel de Grote die wetten in praktijk bracht. Wie niet gedoopt wou worden werd gedood. Een procedure die in later eeuwen navolging zou krijgen.

Ik kan er niet om lachen dat in de Oudheid degenen die bezwaren hadden tegen het christendom monddood gemaakt zijn door het verbranden van hun dikwijls zeer geleerde boeken. En dat vervolgens in bijna een millennium geen snipper van kritiek of zelfs maar vormen van een woordenstrijd te vinden is. En toch maar steeds die lachende gezichten! Niets dan blijheid. Ook als het om de Middeleeuwen gaat, waarin het totalitarisme van het kerkelijk gezag tot collectieve mores werd.

Vandaag de dag staan we daar opvallend onverschillig tegenover. Onderzoekers doen daar ook weer blij en luchtig over. Als het om totalitarisme gaat trekken Nazi’s, Russen en Chinezen voorbij. Maar het eigen, Europese duizendjarig rijk, de Middeleeuwen, blijft in zo dicht mogelijke mist gehuld.

Kent u het sprookje Gelukkige Hans van de Gebroeders Grimm? Daar moet ik vaak aan denken, als ik in die spiegel kijk of in teksten over de Middeleeuwen rondneus. Hans wordt steeds gelukkiger naarmate hij, onderweg naar huis na zeven jaren bij zijn baas gewerkt te hebben, zijn loon, een klomp goud zo groot als zijn hoofd, voor iets van minder waarde inruilt. Eerst voor een paard (“Hans was zielsgelukkig toen hij op het paard zat”), dat paard weer voor een koe (Hans: “mijn hartje, wat wil je nog meer?”) en die weer voor een varken (“als hem al iets onaangenaams overkwam, dan kwam dat toch meteen weer goed”), en die weer voor een gans (“wat zal mijn moeder blij zijn!”) en die weer voor een wetsteen (“ik word de gelukkigste mens op aarde!”).

Tenslotte, geluk bij een ongeluk, viel die laatste in een waterput. “Toen sprong Hans op van blijdschap, knielde neer en dankte God met tranen in de ogen, dat Hij hem ook deze genade nog had betoond en hem op zo schone wijze van de zware stenen had bevrijd. Opgelucht en bevrijd van alle lasten snelde hij nu weg tot hij thuis was bij zijn moeder.” Een leerreis als de Pelgrimsreis van Bunyan, maar met het omgekeerde resultaat.

Laat ik twee voorbeelden geven waarin Hans zich onmetelijk gelukkig prijst met zijn verlies. Een uit die lange Middeleeuwen waar niemand nog naar lijkt te talen, een uit de tijd daarna. Begin ik met de Middeleeuwen, bij Karel de Grote om die nog eens bij de kop te nemen. Wie vandaag in het verhaal van ons verleden kijkt staart in een grijns van zelfgenoegzaamheid als het om die Christenkeizer gaat. Zo zou het openbare en in die tijd dus klerikale onderwijs een imposante opleving gekend hebben dankzij een brief van hem. Ontelbaar zijn de Gelukkige Hansen die zich daarmee rijk gerekend hebben. Zonder zich een ogenblik te storen aan de vraag wat die brief nu eigenlijk behelst ruilen zij hun goudklomp (het erfgoed uit de Oudheid, destijds bestaande uit welgeteld al niet meer dan honderdveertig titels in het Latijn, oftewel slechts eenvijfde van de bestaand hebbende auteurs) in voor een paard, een gans of minder. Want waar ging die brief van Karel, geschreven door zijn hofleraar Alcuïnus, die het beheer had over Karels niet geringe culturele aspiraties aan zijn hof, nu helemaal over?

Karel ontving brieven vanuit zijn vooraanstaande klooster Fulda in het Duitse Hesse-Nassau die barstten van de fouten en verhaspelingen. Tot hij een reactie op poten op liet stellen om monniken en abten, verantwoordelijk voor het bijhouden van de klassieke erfenis, foutloos te leren schrijven. Epistola de litteris colendis heet de brief die bij uitstek als bewijs geldt van “Karels zorg om het leren in zijn rijk te bevorderen” (zie op het internet voor de vertaling). Was dat nou alles? U raadt het, dat was alles. Maar Hans jubelt het al uit. “Als hem al iets onaangenaams overkwam, dan kwam dat toch meteen weer goed.”

Dat Karel het verval van literatuur en kennis in zijn rijk met lede ogen aanzag had hij laten weten in een algemeen edict van 769. Alcuïnus, vermaard geleerde uit het Engelse York, liet hij vervolgens boeken schrijven over didactiek voor klerikale doelen en een hofschool onderhouden. Hij verscherpte zijn edict nog eens in 789, met voor Hans … een tweede paard of varken voor wat het onderwijs betreft: de Algemene Aansporing of Admonitio Generalis. Degene die deze Admonitio aanprijst in het sprookje van onze Hans is wel zo verstandig hem niet in zijn geheel in het Engels te vertalen – hij is niet op internet te vinden in vertaling (sic). Want het hele middeleeuwse onderwijssysteem zou volgens diegene hieraan opgehangen kunnen worden! En welbeschouwd is dat geen aanprijzing. Want wat schrijft Karel in deze uitgebreide voorschriften voor het kerkelijke functioneren in zijn rijk nu helemaal over het onderwijs? “Laten er scholen zijn om jongens het lezen aan te leren.”

Was dat alles? Ja, u leest het goed, dat was het. Met daaraan toegevoegd een paar suggesties voor hoe en wat zij moeten lezen. (Zoals, onder nummer 78: “alleen de canonieke boeken en Katholieke werken mogen gelezen worden en verspreid … niet de hoogst kwaadaardige en leugenachtige teksten die sommigen in de war hebben gebracht, die moeten worden verbrand.) En dan vooral ook – foutloos.

Geen eisen stelt hij in zijn Aanbeveling aan het aantal leraren, leerlingen, bibliotheken of scholen in zijn rijk, aan een academische ontwikkeling voor leraren, of aan scholenbouw in steden of op het platteland. Kerk en klooster kunnen best volstaan om de toestroom aan briljante leerlingen die Hans volgens zijn paardenkoopman nu te wachten staan, te verwerken. Bezitten kloosters in hun hoogtijdagen slechts enkele honderdtallen boeken, waaronder bloemlezingen en samenvattingen? (Zie het artikel Een reuzin en zeven reuzen op deze website.) Niet getreurd. Het erfgoed van de Oudheid wordt daar van haar ondergang gered! “Mijn hartje, wat wil je nog meer?”

Akkoord, geen onderwijscultuur van enige betekenis in die eeuwen. Dan zal de kerk toch mondeling haar steentje hebben bijgedragen om een minimum aan kennis te verzorgen bij het volk. Daar komt de jongen met zijn gans en zijn mooie praatjes al. De heiligenlevens en alle kennis daaromheen hebben immers zeer centraal gestaan! Maar o wee, terwijl men tegenwoordig openlijk erkent dat verhalen over heiligen grotendeels fictie waren en historisch onbetrouwbaar, wordt daar zelden de vraag aan toegevoegd wat dan wel historische betrouwbaarheid bevatte voor de goegemeente. Maar wacht eens Hans, daar zijn ook nog de troubadour, de mooie beeltenissen op de kathedralenramen en het kerkgezang in het Latijn! En Hans weer juichen: “ik word nog eens de gelukkigste mens op aarde!”

Maar nu serieus, waar hebben we het over? Dat totalitarisme van het christendom, daar hebben we nu toch geen last meer van! Laat zitten met je Middeleeuwen, wij zijn van de Verlichting! Wij bepalen zelf in alle vrijheid hoe de wereld ingericht moet worden en ook wordt. Goed, helemaal mee eens, maar waar zijn dan de alternatieve feesten die de christelijke, als waren ze eraan gelijk, vervangen of aanvullen? Waar zijn de initiërende verhalen in het onderwijs, de liederen, processiegangen, rituelen van die zogenaamde vrijheid? Daar is de jeugd die eigen helden is gaan uitverkiezen in popmuziek en film. Massaal wordt er gedanst op pelgrimsoorden van de popmuziek. Processies voor geweldsslachtoffers worden algemeen aanvaarde rituelen. Heidendom genoeg dus?

Er is, dat wordt ons toegejuicht alsof we allemaal hardhorend zijn, democratie en vrijheid in het Westen! Geen totalitarisme. Nee, niet in actieve zin, maar in passieve zin zit het nog even stevig in het zadel. (Ik ken geen cultuur waar zo voortdurend wordt gekermd om ‘vrijheid’ als de onze, daar moet een aanleiding voor zijn!) Terwijl actief en passief totalitarisme van het christendom in Noord – en Zuid Amerika nog steeds tegen elkaar aanschuren, zijn er ook de ideologieën die aan het christelijke totalitarisme het nodige ontleend hebben. Kom er maar eens om het eigene te eren van je plek van herkomst, die uitmaakt wie je bent. Dan vind je daar je vijanden.

Ik heb niet veel met Maarten Luther, maar wat hij ooit geschreven heeft is waar. Er is leeuwenmoed voor nodig om de geschiedenis – hij doelde op de Middeleeuwen – naar waarheid te herschrijven. Niet om weer eens stevig aan te zetten waar ooit fouten zijn gemaakt, maar totalitarisme wel een keer benoemen, bespreekbaar maken in de rij met zwarte bladzijden. Zodat die propaganda-smile, die schijnvertoning, uit ons spiegelbeeld verdwijnt. Iedereen moet tegenwoordig als hij/zij op de foto gaat op zijn minst glimlachen, zo stelde Henk Hofland onlangs vast. Ik ben zo vrij die schijnvertoning van tv-reclames en vermaaksprogramma’s te koppelen aan de schijnvertoning van ons zelfbeeld. We lachen ons nog eens een ongenoegen als het verhaal van ons verleden blijft wat het nu is. Net als onze Hans. Met tranen van blijdschap in de ogen God op onze blote knieën dankend.

Het wordt nu tijd voor voorbeeld twee. Heel kort dan, na de demonstratie van mijn blijkbaar te lang ingehouden kennis van hierboven. Dat kan, want het gaat om onze eigen tijd. De paus zei onlangs sorry tegenover al degenen die in het verleden door de kerk of onder haar welwillend oog in de verdrukking zijn gekomen. Heksen, ketters, Maya’s, negers, joden, kinderen en anderen die namens het geloof in naastenliefde zijn mishandeld of vermoord. Ondanks dat alles gloort het geluk van onze Hans op veel plaatsen als nooit tevoren. Terwijl, als we als we ons best doen tot verstandig redeneren volgens de lijn van oorzaak en gevolg zou, bij gebleken falen, een instelling bij zichzelf te rade moeten gaan. (Zoals op dit moment het justitiële apparaat in Engeland, dat blijkt slecht te functioneren nu er massaal geplunderd wordt. Een staat kan falen, de moraal kan in een crisis zijn beland, maar de kerken niet. Zij blijven zich gedragen als waren zij de redders in de nood.)

Zo lijkt, aan de overkant van de oceaan, Hans deste gelukkiger te worden zodra de beginselen der kerk, zoals naastenliefde en materiële eenvoud, op meest drastische manieren worden overtreden. Jawel, juist dán! Hans schalt het dolgelukkig van de daken in alle staten van Amerika. De hoogste percentages misdaad, scheidingen, schaamteloze zelfverrijking, eenzaamheid en tienerzwangerschappen? Juist dán hebben we die godsdienst nodig! Oorzaak en gevolg? Welnee, misschien bij de Chinezen, die van Confucius leerden respect te hebben voor hun ouders (stel je voor dat zij die in tehuizen zouden opsluiten!), voor Hindoes die slangen, apen, koeien hebben leren heiligen (stel je voor dat zij de bio-industrie zouden hebben uitgevonden!), voor Boeddhisten die naar innerlijke vrede zoeken (stel je voor dat zij de wapenhandel in de wereld zouden beheersen of de best getrainde huursoldaten zouden leveren!).

Maar dat geldt niet voor Christenen! Als die opzichtig en voor de ogen van de hele wereld de wetten overtreden die Mozes zo zorgvuldig in zijn armen had geklemd bij zijn afdaling van de berg Sinaï, dan gaat er een gejuich op uit honderdduizend kerken in Amerika. Van halleluja, loof de Heer en amen!

Wat gebeurt er eigenlijk met je moraal als je in een spiegel kijkt van een millennium aan schijnvertoning? Die wordt afstandelijk, abstract en theoretisch. Die Zoon van God, staat ver van ons vandaan. Het eenzijdig voeding geven aan moraal-op-afstand baart griezelige ideologieën, waarbij alle mensen broeders moeten zijn. Ook wie dat op die manier niet wil.

Een norm om naar te leven, een moraal, ontleen je in de eerste plaats aan je omgeving, je gezin, familie, buurt of streek waar je bent opgegroeid. Het verre rolmodel uit Bethlehem voegt zich daar als het goed is naar, niet andersom. Een maffiafamilie kan nog zo gelovig zijn, maar het maffiagehalte van haar moraal wint het tenslotte van de Bergrede. Als eerste ontlenen we de moraal niet aan abstracte stelsels, zoals van de filosofen, en zelfs niet aan een Zoon van God uit Nazareth, maar aan concrete voorbeelden en verhalen die dicht bij ons staan.

De morele crisis met zijn innerlijke leegte is de grootste crisis van vandaag de dag. Moraal ontlenen aan natuur en voorouders is de weg die nu te gaan is. Het spiegeltje aan de wand hoeft niet te worden vervangen of verhangen. Je innerlijk straalt er vanzelf in door als je je verleden onder ogen durft te zien.