Een prijsvraag voor een vertelformule*

* Geplaatst op website van Entoen.nu op 26-04-2006. In: Verhaal & Onderwijs

Open brief aan de Commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon

Geachte Commissie,

In uw ‘Tussenrapportage’ van 2 februari jongstleden beschrijft u de plannen die u voorheeft met de canon. Tot mijn vreugde vond ik daarin overeenstemming met voorstellen die ik deed in mijn Open brief van november vorig jaar (op deze website: ‘Maak niet een lijst maar een kunstwerk’).

U schrijft, en daarin ligt denk ik de kern van uw voornemens, de canon als ‘een inspirerend fundament voor de rest van het leven’ te willen zien. Bij deze mijns inziens gelukkig gekozen route zou ik graag nog een paar suggesties willen doen.

Of het nu gaat om basis- of voortgezet onderwijs, de eenheid van de canon lijkt gediend bij een steeds terugkerende ‘vertelformule’. Mijn suggestie zou zijn daartoe een prijsvraag uit te schrijven. Een openbare prijsvraag zou niet alleen een bruikbare vertelformule voort kunnen brengen maar, na invoering van uw website en de discussie in de media, bovendien een nuttige tussenstap kunnen zijn onderweg naar een gemeenschappelijk gedragen invulling van de canon. De winnende vertelformule zou, op basis van door de commissie aangedragen inhouden en ideeën, door de inzender en/of een gerenommeerd schrijver zijn definitieve vorm kunnen krijgen. Ik zelf heb al eens voorstellen gedaan voor zo’n vertelformule.

Vooruitlopend op het canondebat in de media was het idee ontstaan van een ‘heldenatlas’ (zie o.a. mijn “Helden in de klas. Heroïek als kern van het onderwijs” in: Vernieuwing, Tijdschrift voor onderwijs en opvoeding, 1997, 56, 4, 21-24). Biografieën van meest bekende en ‘duurzame’ cultuurhelden zouden daarin in chronologische volgorde worden aaneenverteld. Zo zou een levendig en goed onthoudbaar zicht geboden worden op het ontstaan van instellingen, artefacten, normen en waarden.

Bij een heldenatlas zijn de volgende aanvullingen denkbaar: de raamvertelling, het veelluik en de dialogue des morts. Bij een raamvertelling zou Jostein Gaarders De wereld van Sofie tot voorbeeld kunnen dienen, met zijn intrigerende relatie tussen verteller en hoofdpersoon (een veertienjarig meisje). Het principe van een veelluik biedt vervolgens mogelijkheden om de verteller en de kern van zijn verhaal beter onder de aandacht te brengen. Meerdere vertellers, elk vanuit een eigen perspectief en met een eigen stijl en dictie, belichten daarbij een en dezelfde historische gebeurtenis.

Van een dialogue des morts kan de volgende schets een voorbeeld zijn. In het jaar 1657 bezoekt de zeventigjarige Joost van den Vondel vanuit zijn woning in de Warmoesstraat in Amsterdam enkele buurtgenoten: Sweelincks kleinzoon Dirck die, om de hoek van de Warmoesstraat, het orgel van de Oude Kerk bespeelt, Jan Swammerdam, verderop aan de Oude Schans 18, uitkijkend op Jodenbreestraat 4-6, het huis dat op dat moment door Rembrandt wordt bewoond, daar weer in het verlengde van, aan de voormalige Houtgracht (waar nu de Mozes en Aäronkerk staat), de nog jonge Spinoza, Michiel de Ruyter aan de Prins Hendrikkade 131, en, voor een wat langere voettocht, Comenius die aan de Egelantiersgracht 62 zijn toevluchtsoord heeft gevonden. De heren kunnen elkaar natuurlijk ook op straat ontmoeten. Ook kunnen zij – het genre ontleent veel van zijn bekoorlijkheid aan het anachronisme – op uitnodiging van Geert Mak, in diens woning (ook in de buurt) een rendez-vous hebben.

Met vriendelijke groet,
Guido Everts

Guido Everts op 26-04-2006

Reageren
Re: Een prijsvraag voor een ‘vertelformule’
Dank, bruikbare ideeën. Ik las in het Parool van 16 mei jl (bijlage “Herinneringen aan Nieuw-West”) een stuk ‘Ode aan de meester’ die in zijn geschiedenislessen in de jaren vijftig alle grote gebeurtenissen uit de geschiedenis beschreef vanuit de ogen van een jongetje ‘Sirp’.
Citaat: “Sirp had zelfs een briefje aan Willem van Oranje willen geven om hem te waarschuwen voor Balthazar Gerards. Eigen schuld, Willem van Oranje! Had je maar niet zo kortaf tegen onze Sirp moeten doen”.

Liever dan middels een prijsvraag de ‘beste’ vertelformule aan te wijzen, zou ik eenvoudigweg dergelijke formules willen inventariseren en bij de canon aanbieden. Wat in een concrete leersituatie het beste _werkt_, hangt immers van veel variabele factoren af.
Hubert Slings op 18-05-2006, bewerkt op 02-06-2006

Reageren
Re: Een prijsvraag voor een ‘vertelformule’
Dank, Hubert Slings, voor uw reactie. Graag zou ik daar nog iets op willen zeggen. Op een essentieel punt verschillen u en ik van mening. Waar u kiest voor ‘variabele factoren’ bij de opzet voor een canon gaat mijn voorkeur uit naar voorbeeldigheid en kwaliteit. Het voorbeeld over het jongetje Sirp dat u aanhaalt is er een uit vele pogingen die gedaan zijn vanuit een eeuwenoude traditie van schoolboekschrijvende particulieren (meestal dominees en leraren) die – net als ik, maar dat terzijde – het idealisme aanhangen van het algemeen vormende onderwijs. Het citaat dat u geeft zou wat mij betreft echter geen aanleiding zijn daar een voordeel in te zien in het onderhavige geval van een landelijk project. Zowel het krakkemikkige taalgebruik als het toebedelen van een historische rol aan het jongetje Sirp staan mij daarin tegen. Het concept van ‘Sirp’ (de leraar die de vertelstructuur van een canon zelf verzint) roept de volgende bezwaren op.

Drie bezwaren tegen ‘Sirp’:
1. Voor een dubbeltje op de eerste rij, maar toch …
Om voor een dubbeltje op de eerste rij te zitten zal zeker niet uw bedoeling zijn geweest. Toch besteedt u met ‘Sirp’ het zware, langdurige, kostbare en talentvereisende werk van de schrijver uit aan de leraar. Als duurzaamheid van het eindresultaat in het vaandel staat van uw commissie moet ‘de prijs’ (niet alleen in materieel opzicht) ook navenant zijn.

2. Niet te vroeg geknield voor individualisme
Met ‘Sirp’ beantwoord je aan een actuele behoefte aan individualisatie in het onderwijs. Een canonproject vormt daartegen nu juist een reactie, en zou zich daar dus tegen teweer moeten stellen. Mijn advies zou dan ook zijn niet in een te vroeg stadium al te buigen voor de roep om individualisme (om een eerdere vergelijking te gebruiken: men geeft de Bosatlas ook niet als losbladig systeem uit), maar pas wanneer er een gedegen gestructureerd werkstuk klaar ligt. Ook dan (of liever: júist dan) kan daarmee geïndividualiseerd worden zoveel als men wil. (In het algemeen gesproken is het verbazend dat literaire kwaliteiten in het onderwijs eerder als een indamming gezien worden van individualisme dan als een stimulans tót individualisme. Om dat laatste is het de – goede – schrijver echter wel te doen!)

3. ‘Sirp’ is als aansluiting bij de beginsituatie contraproductief
Het concept van ‘Sirp’ is aangepast aan de omgeving van het kind, zijn leersituatie, kortom de ‘beginsituatie’. Om een Verhaal van het verleden succesvol te laten zijn is echter meer nodig. Vertelstructuur en personages bewerkstelligen de herkenbaarheid ervan juist ook buiten het klaslokaal. Zich opsluiten met ‘Sirp’ in een klaslokaal is zodoende contraproductief voor de door de commissie gestelde doelen (zie ook Taakopdracht). Ik waag het er zelfs op te voorspellen dat mét het aanbod van zo’n vertelstructuur de kans van slagen van het project met zeg een duurzaamheid van op zijn minst een halve eeuw, bereikbaar wordt. Voorbeelden in deze zijn de weliswaar nationalistisch getinte, maar degelijk – met een voyage initiatique – gestructureerde schoolboeken-met-canonisch-materiaal voor respectievelijk het Zweedse en het Franse onderwijs: Selma Lagerlöfs Niels Hogerssons wonderbare reis (1906) en Le tour de la France par deux enfants (1877) door G. Bruno (pseudoniem voor Mme. Fouillée). Geen van beide is in literair opzicht een topproduct geworden, maar met hun gedegen opzet zijn beide wel goed geweest voor een halve eeuw van topbelangstelling in het onderwijs.

Een breed gedragen opzet is geen luxe voor een landelijk canonproject. Selma Lagerlöf moest alles in haar eentje uitzoeken, met de opdracht van een regeringscommissie om, net als in het onderhavige project, kinderen met een verhaal te inspireren voor de Zweedse cultuur (en natuur). Ze is daarin geslaagd, maar dat heeft haar volgens eigen zeggen dan ook voor bijna onoverkomelijke problemen gesteld. Vandaar dus mijn voorstel voor een prijsvraag. Daarbij moet iets dat ligt tussen ‘Sirp’ en de Odyssee (schoolboek met een immens lange reputatie van inwijding in de oud-Griekse cultuur) mogelijk zijn. En wat mij betreft mag dat best iets dichter bij de Odyssee uitvallen dan bij ‘Sirp’.
Guido Everts op 02-06-2006

Re: Een prijsvraag voor een ‘vertelformule’

De ‘vertelformule’ zou in ieder geval de afzonderlijke luiken ‘aan elkaar’ moeten schrijven, waardoor een lijn ontstaat. Bijvoorbeeld nu: de watersnood accepteert het gegeven en kijkt vooruit. Het gegeven dat de slechte toestand van de dijken (deels) te danken was aan te laat uitgevoerd (gepland) onderhoud door WO II…
Nog niet zo lang geleden kwam ik een kort verhaaltje tegen over 2000 jaar geschiedenis van Nederland, ik weet alleen niet meer waar. Het canon is een kapstok waardoor je de hoofdlijnen vast kan houden. Voor mij zou dat vroeger (op school jaren ’50-’60) ook een mooi houvast geweest zijn, al die losse feiten en jaartallen, poeh! Het heeft wel 30 jaar geduurd voordat ik door de geschiedenis van mijn eigen vak (architectuur/techniek) en familie interesse kreeg in ‘geschiedenis’. Overigens loopt die lijn ook door de Warmoesstraat, maar dat is een ander verhaal ;-)
Ed. Schulte op 16-10-2006