Een ‘formule’ in de cantates van Bach

Datum: do 28-08-2014. In: Verhaal & Kunst

Het hemd zit nader dan de rok. In mijn zoektocht naar een ‘formule’ voor de westerse cultuur beluister ik sinds jaren dagelijks cantates van Bach die op mijn pc gedownload zijn. Het antwoord dat ik zocht blijkt daar te vinden. Het is de schizofrenie van het afwijzen van de wereld (zie de teksten van de cantates) en het tegelijkertijd op grootse wijze bezingen van het innerlijke zelf. Geen cultuur weet zo intens en meeslepend de roerselen van de ziel in zijn ultieme eenzaamheid voor God te raken en te huldigen als de westerse. De Joodse cultuur is een goede tweede wat dat betreft. Maar dankzij Paulus, Augustinus, mystici, romantici en myriaden priesters hebben westerlingen de eenzaamheid van Job verheerlijkt en vergrendeld in de kerker van het van tradities losgezongen hart.

Een van mijn favoriete cantates is Mein Herze schwimmt in Blut (BWV 199). Beginnend met een der smartelijkste sopraanrecitatieven ooit, gevolgd door een der mooiste aria’s die er volgens mij bestaan: “Tief gebückt und voller Reue/ Lieg ich, liebster Gott, vor dir./ Ich bekenne meine Schuld./ aber habe doch Geduld,/ habe doch Geduld mit mir!”. Ook al hoor ik hem dagelijks, het is zelden dat ik er niet door geroerd ben. Diep medelijden met de vrouw (haar prachtige sopraan is de enige solostem in deze cantate) en haar mysterievolle Lot welt in mij op, waarbij tranen soms niet ver zijn. Als we daarnaast de zo liefelijk klinkende eerste sopraanaria uit Komm, du süsse Todesstunde (BWV 161) beluisteren is de les duidelijk en onbarmhartig in zijn eeuwigheid, met meteen daar achteraan het streng gedeclameerde recitatief “Welt, deine Lust ist Last,/ Dein Zucker ist mir als ein Gift verhasst,/ Dein Freudenlicht/ ist mein Komete,/ und wo man deine Rosen bricht,/ sind Dornen ohne Zahl/ Zu meiner Seele Qual.” De wereld is er om te haten, de innerlijke stem die in eenzaamheid om verlossing roept is de bevrijding.

De formule die ik hieruit af wil leiden als ten grondslag liggend aan de westerse cultuur is dan als volgt: wereldverachting en verheerlijking van het zelf smeden gezamenlijk de munt van de individuele topprestatie. Een formule die we niet alleen in Bachcantates herkennen maar in alles. De Autorai bijvoorbeeld. De auto-industrie vertegenwoordigt een cultuur met wereldvernietigende consequenties, dat weten we inmiddels. Toch stelen pracht en praal van het meest individualistische aller vervoermiddelen de show. Ook schrijver dezes is daarvoor niet ongevoelig (ook al heb ik zelf geen auto, de schoonheid en perfectie van sommige modellen vind ook ik betoverend). De onverschilligheid voor de natuur in zo extreme mate dat de hele natuur van slag raakt voor de steeds grotere verrijking van onszelf is typisch westers, akkoord, niet alleen de Bachcantates hebben ons dat immers ingepeperd. Maar zonder het geïdealiseerde individualisme van een alles overstijgende zelfervaring en een daaraan te koppelen ambitie naar het leveren van een topprestatie, is een zo unieke mate van onverschilligheid ondenkbaar.

Het is maar waar je het accent op legt in de formule om telkens andere voorbeelden te kunnen aandragen. Het gruwelijkste voorbeeld is natuurlijk Auschwitz. Zonder een diepe en eeuwenlang gekoesterde overtuiging dat het ín de wereld slechts mogelijk is een van die wereld totaal gezuiverd zelf te bereiken door de vernietiging, zowel innerlijk als uiterlijk, van alle in die wereld wortelende tradities – behalve de ene, door God gewilde – is de administratieve en politieke topprestatie om buren van buren te scheiden en in hele of halve volksonwetendheid per miljoenen te vergassen niet denkbaar. De opmerking die George Steiner maakt in zijn In Bluebeard’s Castle, dat pal naast de vernietigingskampen culturele topprestaties op tal van gebieden werden geleverd, is daarbij een illustratie van hetzelfde principe. Terwijl de bezitter van een huisdier tot in het extreme toe bezorgd is voor zijn meest individuele vriend – met zijn van alle kwaad verstoken innerlijk als voorbeeld voor eigen zelf – die hij daarin herkent, smult dezelfde persoon van een karbonaadje dat afkomstig is uit een dieronvriendelijke vleesfabriek. Bij westerse ongerijmdheden als voornoemd is mijn formule nooit ver weg.

Taakstelling: geen zelfkritiek maar oprechte nieuwsgierigheid naar wie ‘wij’ zijn.