De vernielingsmanie van het nieuwe leren. Een westers fenomeen?*

* Geplaatst op de website van BON (Beter Onderwijs Nederland) op 04-02-2010. In: Verhaal & Onderwijs

Ik was gewaarschuwd, in gesprek komen met het nieuwe leren is niet makkelijk. In een poging die ik deed te reageren op columnist Daniel Lechner in Cultuur & School (zie de discussie op cultuurplein.nl), die cultuureducatie af wil schaffen om er ict voor in de plaats te stellen, bleek een uitwisseling van standpunten problematisch. Hoe komt het dat je tegenover iets staat, dat net als een geloof met zoveel overtuigingskracht wordt uitgedragen dat je net zo goed je mond kan houden? Gezonde concurrentie tussen opvattingen kan helemaal geen kwaad, zeker niet als de onderwijswetenschappen gedurig in een soort van lethargie verkeren van het produceren van abstracte redeneringen die zich veilig boven hoofden van leraren verheffen. Maar dan moet er wel begrip zijn voor wat de ander zegt.

De digitale revolutie is er een uit vele: het enthousiasme gaat met de verkondiger op de loop. ‘Niet met je tijd mee’ heet de heftigste kritiek die je kan verwachten. Maar als ik van mijn scherm opkijk zie ik vereenzaming, verhuftering en egotripperij. Wie gaat hier nou niet met zijn tijd mee? De moderne manager, de godganselijke dag vergezeld van ict-geheugens, strooit ervaringsarmoe om zich heen en misverstand na misverstand. Een mooi voorbeeld bood de documentaire “Dwars”, over de crisis bij de Groene Amsterdammer. Flexibel tot en met, maar zonder hechting aan een collectief of aan de wereld om hem heen. (Waar blijven trouwens de grote, inspirerende onderwijsprojecten van al die nieuwe leerders die het onderwijs verlaten?)

Wat is er mis met samen leren? Samen oefenen, dreunen, stampen, zingen, luisteren, kijken, door de ontbering gaan van een examen of een proefwerk? Mag daar ook vreugde aan beleefd worden? Hoe meer door nabootsing van anderen geleerd is, deste krachtiger de indruk die het nalaat, is mijn ervaring. (En van mijn klasgenoten, zoals bleek op de reünie van onze MULO-klas.) Kan je collectieve dingen in je eentje leren? Zoals een collectief geheugen of respect voor de natuur? Ik denk van niet. Het is mij een raadsel hoe je dat kan wegcijferen tegen ‘het zelf’ als alleenzaligmakend. Het nieuwe leren ruimt de laatste resten op van naast een ander te gaan staan – in plaats van tegenover hem. Samen dingen doen wordt uitbesteed aan specialistische bureaus – met iedere deelnemer een mobieltje in de aanslag. Meegaan met je tijd of toch maar liever ertegenin?

De weggooineiging van het oude is een westers fenomeen. Een professor, die ervoor heeft doorgeleerd, wordt plotseling bevangen door een wonderlijke geestdrift. Van de daken roepend: “Aan het huidige systeem is alles verkeerd. Daar moeten we vanaf” (Luc Stevens, uit de lijst van uitspraken, voor deze website opgesteld door jl). Of een onderwijsadviseur, Alex van Ernst (zelfde bron): “Er is een radicale omslag nodig, een paradigmashift. Wil je een onderwijsvisie als natuurlijk [sic] leren implementeren, zorg dan voor een aardbeving, zodat het niet meer mogelijk is op oude routines terug te vallen.” Dit alles in Naam van het Kind (onderzoekers Jeroen Boschma en Inez Groen): “Wij zijn stand-alone. Zij leven, leren en werken in netwerken. Wij accepteren bullshit. Zij niet. Wij raken verbijsterd van deze wereld. Zij weten beter hoe onze wereld in elkaar steekt dan wij.”

De digitale revolutie is weer een revolutie waarbij alle stoppen doorslaan. Daarbij kan het Nieuwe zich alleen vestigen ten koste van het oude. We kennen dat al uit de Bijbel (zie teksten als Jesaja 65:17, Jeremia 16:19-20, Filippenzen 3:14). En van tal van andere revolutionaire visies. Een mooi voorbeeld geeft het boek, Revivals, Awakenings, and Reform van de gerenommeerde Amerikaanse historicus William G. McLoughlin. Vijf opwekkingsbewegingen hebben de geschiedenis van Amerika gevormd, schrijft hij, resulterend in de – geseculariseerde – reformbeweging van de Beat Generation. Ik vertaal uit de inleiding: “Iedere nieuw-licht beweging heeft een negatieve kant; de meest perfectionistische worden ook de meest destructieve. … Ook de meer gematigde gaan met veel hysterie gepaard die ontstaat uit het ervaren van een gewelddadige psychologische breuk met het verleden” (p. 19).

Elke sprong voorwaarts op het gebied van emancipatie en individualisering had zijn prijs van afstandname en vervreemding van het oude. In Het cultuurprotest van Jean-Jacques Rousseau beschrijft filosoof R.F. Beerling de moderne secularisatie van het godsdienstige beginsel van bevrijding van het innerlijke zelf uit de kluisters van de cultuur (p. 330): “Tegencultuur appelleert aan het wezenlijke en stelt zich essentialistisch op tegenover het door de traditie gevestigde en in stand gehoudene als het bijkomstige, overtollige en toevallige. De sacrilegia behoren daarom tot haar meest drastische manifestaties. […] Het beroep op het ongedifferentieerde absolute is de gevaarlijkste uitdaging van de sociale orde, ten aanzien waarvan het tot vijandschap of onverschilligheid aanzet. Wordt de relatie daarmee of met wat het eeuwige wordt genoemd hersteld dan doet niets anders meer wezenlijk terzake en komt de buitenwereld aan radicale vervluchtiging bloot te staan.”

Kan dit enigszins verklaren waarom de nieuwe leerders zo slecht voor rede vatbaar zijn? Zij spreken, hoewel onbewust, vanuit een oude denktraditie die steeds weer opgeld doet bij een reform. Dat steeds meer mensen zich op dit moment van het verlies bewust worden dat ermee gepaard gaat kan alleen maar worden toegejuicht. Het feit dat er nog geen antwoord hierop klaar ligt bewijst alleen maar hoe diep verankerd het probleem is.