De vakdidactici hebben gelijk: de canon is een Fremdkörper. En gelukkig maar!*

* Geplaatst op de website van Entoen.nu op 07-11-2008. In: Verhaal & Onderwijs

De canon is een geweldig ding, maar in het onderwijs een Fremdkörper. Vakdidactici hebben wat dat betreft gelijk. Hun protesten, zoals afgelopen week plechtig geproclameerd in een bezwaarschrift aan de Tweede Kamer tegen de verplichtstelling van de canon, zijn dan ook niet nieuw. Al in maart 2007 schreef het Instituut voor Geschiedenisdidactiek (IVGD) in een uitgebreide brief: “Meer dan een ‘bron van inspiratie’ zou de canon niet moeten zijn.” Alleen vanuit een stevige basis in het eigen vak kan op een positieve manier worden bijgedragen aan vakoverstijgend onderwijs, aldus het IVGD in deze brief. Geen afwijzing dus, maar wel degelijk reserves. Jammer genoeg is deze vakinhoudelijke discussie nooit door de Canoncommissie aangegaan.

Zo zijn er meer bronnen onaangeroerd gebleven die zich hebben aangediend vanuit een grotere betrokkenheid dan gemiddeld. Ik noem behalve het IVGD de bepleiters van de Cultuurpedagogische Discussie (CPD) o.l.v. em. prof. Jan Dirk Imelman en het ook al lang geleden geopperde en telkens nader uitgewerkte pleidooi voor een universele heldenatlas voor in het onderwijs door schrijver dezes. Zonder met dit bezwaar de stemming te willen bederven, zonder ook de negatieve en onnutte ‘galm’ die het bezwaarschrift van het IVGD kan gaan krijgen ook maar enigszins te willen rechtvaardigen, mag wel geconstateerd worden dat de commissie meer haar voordeel had mogen doen met ingewijden in de materie dan zij tot nu toe heeft gedaan. Om verklaarbare redenen van efficiëntie – bijvoorbeeld niet door onderzoeksrapporten geremd en afgeleid te willen worden – is in ons land verzamelde en bestudeerde kennis niet gezien als springplank tot het welslagen van het canonfestijn dat is losgebarsten, maar juist als hindernis. Met twee overwegingen zou ik deze opstelling van commentaar willen voorzien.

Ten eerste de overweging dat het misschien geen ‘toeval’ is dat nu juist óns land een canon-voor-het-onderwijs heeft ontwikkeld, een project dat tien jaar geleden gold en in de meeste moderne democratieën nog steeds geldt als iets wat ideologisch, politiek en filosofisch volstrekt onwenselijk, ondenkbaar en aanfluitbaar is. Een land als de VS, met een vergelijkbare problematiek van een doorgeschoten leerstofliberalisatie als bij ons, laat zien hoe fel maar ook hoe vergeefs de strijd kan zijn, waar zelfs grootheden als Donald Hirsch en Harold Bloom bakzeil halen. Wat dat betreft is ‘ons’ IVGD bepaald inschikkelijk te noemen.

Een één-op-één relatie is niet te leggen, maar dat in ons land een gunstiger klimaat heerst voor zo’n canon dan elders, ook als het om consensuspolitiek gaat, is onmiskenbaar. Zo besloot ik anno 1998, hetzelfde jaar waarin de Commissie De Wit zich uitsprak voor een historische canon ter bevordering van de gemeenschapszin, een pleidooi voor een heldenatlas in het onderwijs als volgt: “Misschien is juist dat oer-Nederlandse klimaat, zoals Herman Pleij het schetst, wel in het bijzonder geschikt om zoiets als een heldenboek-voor-het-onderwijs voort te brengen en te laten gedijen. Niet teveel tamtam, adoratiestand op laag, maar intussen genoeg talent in huis en in de gelegenheid om terug te zien op een degelijke traditie van consensus die nodig is voor de samenstelling van zo’n boek. Geen opwinding, geen druktemakerij, gewoon, verbeeld-je-maar-niks-degelijk vakwerk leveren, van hoge kwaliteit. Jan Romein noemde de kunstzinnig-wetenschappelijke biografie ‘het fundament en de kroon der geschiedenis’. Ik stel voor dat fundament te leggen en de geschiedenis te kronen met een project dat het onderwijs op een ordentelijke wijze aan collectieve inspiratiebronnen helpt.” Een jaar of zeven later lag het plan voor dat project gereed. Het gaat in Nederland dus blijkbaar om de combi, een grootse ondernemingszin in overeenstemming te brengen met de profilering van het maaiveld.

Mijn tweede overweging is meer inhoudelijk van aard. Canonkennis ‘hangt in de lucht’, het is de collectieve aard van de kennis waardoor men, eerder dan bij andere onderwijskundige zaken, geneigd is hem als iets ludieks (een karavaan, een kaartspel, een canonclip, een mooi verhaal) te zien dan de bekende schoolse middelen tot kennisoverdracht. Het verschil tussen erfgoedachtige kennis en feitenonderzoek, tussen collectief geheugen (of traditie) en geschiedenis is door prominente onderzoekers fundamenteel genoemd (Maurice Halbwachs 1952, Jacques le Goff 1977, Pierre Nora 1989, David Lowenthal 1998). Ik denk dat het verstandig zou zijn daar in didactisch en leerplantechnisch opzicht rekening mee te houden. Dat het om iets anders dan de gebruikelijke geschiedenisdidactiek gaat verklaart aan de ene kant de wat luchtige en laconieke houding van de canoncommissie tegenover in Nederland voorhanden onderzoek en aan de andere kant haar gebleken weerloosheid tegen de terechte aantijging dat de canon niet zomaar is in te passen in het reguliere onderwijs.

De canon houdt het midden tussen het Wilhelmus en de Bosatlas, tussen een viering of herdenking en een vakoverstijgend handboek. Hij heeft kenmerken van nu eens wispelturigheid, dan weer rigiditeit en plechtigheid. Dit zijn slecht te combineren eigenschappen met de afgewogen dynamiek en de analyse van het onderzoeksbedrijf zoals die steeds meer ingang vindt in scholen. Als het IVGD die combinatie afwijst, is dat haar goed recht en zelfs haar taak. Het zou leraren anders opschepen met onwerkbare omstandigheden. Het lijkt me dan wel zaak dat geschiedenisdidactici zich eens gingen buigen over de vraag welke plaats die canon wél kan hebben. (Een eenvoudige en afdoende oplossing lijkt mij: breng een tastbaar onderscheid tussen geschiedenis en canon aan in de vorm van een apart moment in de les of op het rooster en een apart handboek, vgl. de Bosatlas.)

PS. De dubbelrol van prof. Piet de Rooy is hier opmerkelijk. Terwijl de makers van de canonclips (zie de Handleiding aldaar) hun “speciale dank aan Piet de Rooy” uiten, ondertekent De Rooy ook de brief tegen de verplichtstelling van diezelfde canon. Een canon, maatstaf, geldt voor iedereen. Wat is er dan mis met een verplichtstelling?

PPS. Na een nuttige emailuitwisseling met prof. De Rooy werd mij het een en ander duidelijk. Zie mijn hiernavolgende bijdrage “Verplichtstelling akkoord maar ná een jaar van uitproberen”.