De kanteling naar het lokale is nakend

Datum: za 29-11-2014. In: Verhaal & Actualiteit

Is het vreemd dat in de Nieuwe Wereld, waar alles nieuw is en niets een vaste plek heeft, de roep om lokaal gebonden zijn het sterkst is? Nee, dat is niet vreemd. Het is wel opmerkelijk. Het werd ook tijd als je het mij vraagt. De boost van nieuwe spullen en ideeën die het Westen onder leiding van Amerika over de wereld uitstort is sensationeel en prikkelend, alles wordt steeds beter om je heen. Zet je radio aan en alle nieuwe plannen, spullen en projecten gulpen door je kamer. Waar ook maar iets te klagen valt, daar staat een nieuwe vinding te trappelen om je van dienst te zijn. Even zo vele gaten in de markt als er vragen en problemen zijn. Het Westen lijkt de oplossing-voor-alles in het verschiet te stellen.

Dat is misschien ook zo. Alleen vergeet het Westen dan een ding. Het onderhoud van het geheugen. Razendsnel volgen berichten uit het nieuws en nieuw uitgevonden artefacten elkaar op. Daartussendoor is geen ruimte vrij voor het geheugen. En omdat er meer aan een geheugen te ontlenen is – zoals klassieke wijsheid, gemeenschapszin, moraal – dan dat je er je voordeel mee kan doen in onverwachte situaties of gebeurtenissen, kan het geen kwaad daar eens bij stil te staan.

Is gebondenheid aan een bepaalde plek niet een geheugenaangelegenheid? Ontmoeten die twee elkaar daar niet? Is omgekeerd het leven zonder binding aan een plek niet gauw geheugenloos? Het zou allemaal zomaar kunnen. Waar het mij om gaat is dat dit soort overwegingen in Amerika de kop opsteken zonder meteen onder de kritiek van links of van het christendom te worden overrompeld en onschadelijk gemaakt. Integendeel, het lijkt erop dat zowel links als christendom het voortouw nemen om gebondenheid aan het lokale te agenderen.

In hetzelfde jaar waarin in Nederland een boekje uitkomt, Geworteld leven (door dominee Jos Douma, Utrecht 2009), waarin nog eens wordt aangevoerd dat wie wil wortelen dat nog het beste in de Hemel doet – om zo, zoals zo vele eeuwen her, de preek van onthechting uit het aardse voort te zetten – verschijnt er in Amerika een priesterlijk pleidooi om het christelijk geloof een lokale uitlegging te geven. “Let the place judge .” Laat het over aan de culturele context van een buurt, een dorp of waar dan ook hoe the Gospel wordt verklaard en uitgelegd (door L. Roger Owens in: Wendell Berry and Religion: Heaventh’s Earthly Life’, Kentucky Univ. 2009). Dat essentiële beetje van concrete aardsheid toestaan in de kerken, het zou gelijk een tweede reformatie zijn! Het Tweede Vaticaans Concilie was al niet gering. Maar het zou hierbij verbleken!

Terwijl in Nederland het linkse kosmopolitisme zich nog stevig in de stelling ingraaft van het verbannen van begrippen als identiteit en plaatsgebondenheid, wordt in de VS door sociologen al de stap gezet naar erkenning van het belang daarvan. Opmerkelijk, een Nederlandse onderzoeker wijst op die ontwikkeling (zie mijn boekbespreking op deze website van Jan Willem Duyvendaks The Politics of Home, New York 2011). (Dit laatste is op zich niet eens zo vreemd. Ook in ons land is men begonnen zich achter de oren te krabben wat identiteit betreft.

Onder aanvoering van opinieleiders als Bas Heijne en David van Reybrouck en een blad als De Groene Amsterdammer is in ons land de mening over identiteits- en plaatsgebondenheid weifelend maar toch, bezig te kantelen. Niet de stramme weigerachtigheid van populisten in het politieke krachtveld heeft die kanteling teweeg gebracht, maar de kring van de ‘weldenkenden’ zelf is bezig vraagtekens te zetten bij wat tot nu toe een al te overduidelijke inkopper geleken had. Aloude en geriefelijke stellingen moet men nu verlaten om zich het knusse maar bij voorbaat al gevaarlijke want naar-binnen-gekeerde gemeenschapszincultuurtje, waaruit zoveel kwaad tevoorschijn is gekomen in een niet te ver verleden, met die premoderne walm van individu uitwissende tradities, de groep zichzelf al controlerend in de tang van het verleden klemmend, te erkennen als legitiem en misschien zelfs onmisbaar.)

Ik wou de clichés uit dit oeroude debat – zoals ik dat niet uit de weg gegaan ben elders op mijn website – vervangen door een boekje over plaatsgebondenheid dat lyrisch zowel als realistisch is, mystiek en actualiteit aaneensmedend tot een ter zake kundig, wijs en uitgebalanceerd geheel. Geschreven vanuit Bloomington, Indiana, door een literair en essayistisch productieve professor Engels aan de Indiana University. Zijn naam is Scott Russell Sanders en het boek heet Staying put: Making a Home in a Restless World (Boston 1993).

Het debatteren doet hij af in poëtische passages die kort en bondig zijn. Zoals zijn antwoord op Psalm 23 “I shall dwell in the house of the Lord forever”: “If we are ever going to dwell in the house of the Lord, I believe, we do so now.” En te midden van het – letterlijk – daverende geweld van het geloof in de nationale mythologie van de VS (bulldozers zijn vlak bij hem in de buurt doende hele landschappen op de schop te nemen), dat het Beloofde Land altijd voorbij de volgende heuvelrug of aan het eind van het pad gelegen is (“off we go to a new stream, a fresh, field, a clean sky; the worst fate is to be trapped on a farm, in a village, in some dead-end job or unglamorous marriage; stand still, we are warned, and you die”), en nooit onder onze voeten, en het geloof van Salman Rushdie, dat ontworteling verdraagzaamheid, en vice versa, geworteldheid onverdraagzaamheid oplevert, stelt Sanders dat wie zich wortelt op een plek eerder geneigd is die plek te kennen en ervoor te zorgen dan wie zich wortelt in ideeën.

Resoluut en trefzeker gaat Sanders steeds weer in de tegenaanval. Zoals in: “Local knowledge is the grounding for global knowledge.” Of in: “The likeliest path to the ultimate ground leads through my local ground.” En de betreffende kennis daartoe is te vinden in die uitingen waar het geheugen het beste mee gediend is, in verhalen, “stories of place”. Voor een uitgebreid verhaal over de rivier van zijn jeugd, de Ohio, met de immense en vaak onnodige verwoesting van het landschap dat gepaard ging met het kanaliseren van die rivier, neemt de schrijver een hoofdstuk apart.

Dan volgt in het op een na laatste hoofdstuk Telling the Holy zijn belangrijkste, want specifiek Amerikaanse bijdrage aan de discussie. Namelijk die over de natuur zoals die werd beheerd voor het Westen er de baas ging spelen. En hoe verbijsterend het is dat waar de oerbewoners letterlijk voor elke plek een naam en een verhaal hadden, daar niets meer van over is. “In the last few generations the land has disappeared from our speech. As the Shawnee, Miami and other tribes were driven out from the Ohio Valley, by arms or treaty, we lost the benefit of their long-evolved knowledge of the animals, the plants, the seasons, the soil itself. We lost nearly all of their stories and songs.

Waarop een vergelijking volgt met de uitzetting van bighorns, langhoornschapen, in het Amerikaanse Westen. Eindelijk vrij om in de pure wildernis hun eigen weg te zoeken, zou je zeggen! Maar niks hoor, ze gingen dood. Hoe dat kwam? De schapen kenden er de weg niet van zomer- naar winterweidegebied. Biologen stelden vast dat de schapen dat niet aan te leren viel. Migratieroutes leren bighorns alleen van andere bighorns. Zodra de band tussen schaap en weidegebied verbroken is en het geheugen daarvan verloren is gegaan, schijnt er geen manier te zijn om dat weer aan te leren.

Tijdig herstel van de verhalen is zo gezien een noodzaak. Willen we althans de band met het lokale niet geheel verliezen. In Amerika, zegt Sanders, zijn op dit moment auteurs bezig ‘overlevingsvertellingen’ (“survival lore”) te reconstrueren voor hun eigen regio’s. (Met onder meer bekende namen als Gary Snijder in Californië en Wendell Berry in Kentucky.) In ons land zou je met enige goed wil (en met de wind mee vanuit de overheid!) de vorming van de landelijke en regionale canons als een op datzelfde doel gericht project kunnen beschouwen.

Tenslotte citeert de schrijver de uitspraak van een Australische Aboriginal, genoteerd door de tv-persoonlijkheid Bruce Chatwin: “an unsung land is a dead land: since, if the songs are forgotten, the land itself will die.” Dus, stelt Sanders, omdat we niet in staat zijn mythen te herscheppen, kunnen we verhalen opduiken of optuigen die ons helpen zien waar we ons bevinden. Hoe anderen hier geleefd hebben en hoe wij zelf zouden moeten leven. De keuze is die tussen dood gaan aan het op een plaats blijven – volgens ‘de modernen’ – of dood gaan aan het vergeten van verhalen van de plaats waar je verblijft – volgens de traditionelen.

Dat het zich binden aan een plaats het leven niet doodt maar juist inzicht biedt in alle andere plaatsen die je ooit nog gaat bezoeken, het lijkt mij een plausibele gedachte.