De Canon: neem afscheid van Rousseau.

Een oproep aan de schrijvers*

* Eerder verschenen op de website van Entoen.nu op 08-12-2009.

In: Verhaal & Kunst

Het grootste obstakel voor het uiteindelijke succes van de canon is het individualisme. Met zijn nieuwe ideologische afgezant, het postmodernisme. Het concept van ‘gedeelde kennis’ staat haaks op dit gedachtegoed. Het valt daar in geen enkel opzicht mee te rijmen. Zelfs al zouden we naar een vorm van ‘volksverheffing’ teruggrijpen, zo stelde socioloog Dick Pels het onlangs voor in zijn artikel ‘Tegen de verhuftering’ in de Groene Amsterdammer, dan zou dat alleen zijn om het individualisme “te bevrijden van zijn duistere keerzijde van onmatigheid, onbescheidenheid en intolerantie.” Het verheffingsideaal zou wat Pels betreft niet verder hoeven te reiken dan “de verdediging van onzekerheid, zelfrelativering en prettige verdeeldheid.” Voor de rest moet je niet tornen aan de vrijheid van het individu. “Behoud van eigen cultuur en identiteit” is, zegt Pels zonder blikken of blozen, “niet meer een haalbare kaart”.

Vijftien jaar geleden schreef ik in de inleiding van het artikel ‘De pedagogische opdracht en het verhaal’: “In ruil voor een stukje onderwijsvrijheid zou een universeel verhaal de gemeenschappelijkheid van normen en waarden naar voren kunnen brengen.” Ik was mij toen nog niet bewust van de stramme en onbewegelijke aard van het postmoderne gedachtegoed. Lyotard, een der voormannen daarvan had immers zelf in een artikel uit 1985, ‘Histoire universelle et differences culturelles’, zo schreef ik optimistisch, op de achtergrond van de als verloren te beschouwen grote verhalen, het systeem van ‘la communauté sauvage’ ontvouwd voor een narratieve en steeds opnieuw te actualiseren samenstelling van ‘gemeenschappelijke namen’, de groten der geschiedenis. Nu, vijfentwintig jaar later, stuit deze inmiddels in ons land geïmplementeerde optie van het ‘traditionele weten’ op felle weerstanden vanuit de door dezelfde Lyotard geïnitieerde ideologie.

De invloed van Rousseau is oppermachtiger dan wie dan ook had gedacht. De Amerikaanse politicoloog Bernard Yack beschrijft in zijn degelijke en zeer verhelderende studie over revolutionaire filosofen van de moderne tijd, ‘The longing for total revolution’, hoe volstrekt origineel Rousseau geweest is met zijn ideeën over individuele vrijheid. “Rousseau demands the total alienation of the individual to the community in order to realize moral-political freedom, the individual’s special human dignity. The total alienation he demands derives from the internal needs of the individual, not from the collective needs of his community. … It represents an original argument for community and expresses a new kind of discontent with political institutions, both of which develop, at least in part, out of Rousseau’s new understanding of human freedom.”

Deze vader van het moderne individualisme treffen we vreemd genoeg zelden aan in de debatten rond zijn geesteskind. In een – meestal geslaagde – poging ongewenste associaties met de Romantiek te mijden? Toch behoren de romantici nog steeds tot de leidende protagonisten als het gaat om de verdediging van individuele vrijheden. Zij het zonder associaties met ‘verhuftering’. Ook al kon Beethoven, dat muzikale prototype van onaangepaste wildheid (en van daaruit een even grootse schoonheid), daar wat van, zoals we onlangs, in gepaste vreze en bewondering, hebben kunnen zien in een aflevering van Avro’s Close up. Eenzaamheid kan gruwelijk en verwoestend zijn, maar het is blijkbaar niet iets waar we ons voor zouden moeten schamen. Integendeel! Ook al ligt de armoe in sociaal-emotioneel verkeer op straat, in buurten, in huwelijken en gezinnen voor het oprapen.

Zolang de ultieme gever van betekenis, de schrijver, zich nog oppermachtig voelt in zijn ivoren toren van de romantiek, zoals we onlangs hebben kunnen lezen in de ode aan de eenzaamheid van Connie Palmen (Het geluk van de eenzaamheid), zolang zal de – meestal links-intellectuele – elite zich kunnen excuseren bij het zich afzijdig houden van haar eigenlijke taak, het zorg dragen voor gedeelde kennis – alleen te genereren middels kunsten, met in haar hooggeëerde midden de verteller/schrijver.

Niet alle harten zwellen bij het luisteren naar de Negende Symfonie. Niet iedereen heeft een boodschap aan Beethovens “not joy, but dream of joy”, zoals een commentator het slotkoor treffend duidde. Geef Beethoven betekenis voor iedereen, en er ontstaat een joyfullness die groter is dan de gezwollen harten en betraande ogen van de tot in aller eeuwigheid geïsoleerde zielen in het Westen. We moesten maar eens, in rust en redelijkheid, maar met een duidelijke keuze voor het maatschappelijke belang van wat meer betrokkenheid, misschien vertwijfeling en radeloosheid zaaiend (nóg meer? Toe maar! Dat kan er óók nog wel bij!) in de diepste duisternissen van ons innerlijk, maar toch, afscheid nemen van Rousseau.