Charlotte Dematons en de Geest van de Epiek

Ingegeven @ wo 03-10-2012. In: Verhaal & Kunst

Ooit belde ik met de Zweedse ambassade over Niels Holgersson’s wonderbare reis van Selma Lagerlöf. De ambassademan vertelde me gretig over de nog actuele populariteit van het boek in Zweden en over het klassikale gebruik ervan in het onderwijs in het verleden. We waren het erover eens dat we in Nederland best ook zoiets kunnen gebruiken. Zo’n gedeelde fantasie over het land en zijn geschiedenis. Maar wie of wat zou dan in ons land de rol van gans moeten vervullen? “Een vliegende koe misschien?” opperde de ambassademan. Zijn humor verraste mij, maar het werd tijd ons gesprek nu af te ronden.

Een beter antwoord kwam onlangs voorbij. Op radio, televisie en in boekwinkels werd het nieuwste prentenboek van Charlotte Dematons, getiteld Nederland, gepresenteerd. Daarin vliegt een gele ballon over ons land en ‘vertelt’ zo het verhaal van landschappen, steden en seizoenen. (Ook is er telkens op elke plaat een vaalgele, dikwijls fout geparkeerd staande camper te signaleren. Stalker, AIVD? Het antwoord is te vinden op de plaat met de bloembollen: de man/vriend van Dematons zwaait de lezer toe met een bos tulpen!) In een stoet van onverwachte samenvoegingen, met steeds een toegewijde trouw aan levensechtheid – geen ‘leuke’ fratsen of bekkentrekkerij, wat een verademing – worden volksgebruiken, kinderboekfiguren en canononderwerpen in vogelvluchtperspectief verbeeld. Het gaat om de details in een wijds landschappelijk geheel. En of je kabouters, kinderliedjes en Zwarte Pieten terug kan vinden op de plaat. Of iconische taferelen van Nederlandse schilderijen in miniatuur. Een “notitieboekje” helpt je bij het zoeken naar die dingen.

Ik moet steeds denken aan wat Thomas Mann de ‘Genius der Epiek’ noemde in zijn Die Kunst des Romans (1939). Ik vertaal: “Het is een geweldige en majesteitelijke geest, expansief, rijk van leven, wijd als de zee in zijn rollende monotonie [zie de enorme vlakken in het platenboek met alleen maar water], tegelijk groots en precies, zangrijk en moedig-nadenkend; hij wil niet het gedeelte, de episode, hij wil het geheel, de wereld met ontelbare episoden en onderdelen, waarbij hij, zich­zelf vergetend, verwijlt, alsof het bij hem op elk afzon­derlijk aankomt.…. Hij neemt afstand van de dingen, hij heeft afstand vanwege zijn natuur, hij zweeft daaroverheen en glimlacht naar beneden.… De kunst der epiek is ‘Apollinische’ kunst, zoals de esthetische normering luidt; want Apollo, de overtreffende, is de god van de verte, de god van de afstand, de objectiviteit, de god der ironie. Objectiviteit is ironie, en de epische kunstgeest is de geest der ironie.”

Het is alles ironie bij Dematons. Ook het verzamelend bijeenbrengen van uitputtende hoeveelheden, schijnbaar losse feiten, scènes, personages hoort daarbij. Zo vond ik, heel verrassend, een ‘Concertagenda’ langs een kade met de namen Sweelinck, W. de Fesch, Andriessen en S. ten Holt. (En je vindt, en dat is het didactische van deze Geest van de epiek, de plek vanzelf weer terug, door het mnemotechnische herinneren-door-plaatsen!) Alles bij elkaar, een ode aan ons land. En dat door een – genaturaliseerde – Française, met diploma van de Rietveld Academie.

Nu we het toch over de Geest van de Epiek hebben, hoe mager steekt onze Canon van Nederland af bij deze kunstzinnige presentatie die het meteen tot publiekslieveling gebracht heeft! Hoe fataal is het geweest voor de ontvangst van onze canon in het onderwijs, dat niet gekozen was voor de door mij na vele jaren studie uitgezette route. Namelijk die van een epische constructie. Direct nadat de nog natte, bij elkaar bedachte lijst met canononderwerpen na drie maanden schrijfwerk (sic) aan onderwijzend Nederland werd aangeboden, begon het zogenaamd ‘mineure probleem’ te spelen van hoe presenteer je nou zoiets aan kinderen? Al mijn inspanningen van tafel vegend – en dat dat niet zonder slag of stoot ging bewijst de schaamteloze wijze waarmee mijn inbreng genegeerd werd – is men, zes jaar na de in gebruik name, nog steeds doende leraren in te werken voor de canon, leerlingen te voorzien van steeds weer nieuwe apps en toevoegingen, om het geheel aantrekkelijk en interessant te maken. Formalisme (zoals de hokjesgeest van het nog steeds in losse ‘vensters’ blijven denken) en verkruimeling is de prijs die nu betaald wordt voor een van zich uit prima plan.

Hoeveel instructie heeft men nodig bij een Dematons? Geen enkele. Het verschil zit hem in kunstzin, ironie, verbeelding. Zonder dat mislukt zoiets. Dat ‘zoiets’ een jaar of drie de tijd kost, zoals het Dematons gekost heeft, hoeft niemand te verbazen. Aan het begin van het project heb ik dit de ‘intrinsieke kwaliteit’ ervan genoemd. Woorden die, inclusief de uitleg die ik erbij gaf, weliswaar het Canonrapport, de verantwoording van het project, bleken te sieren, maar die niet in praktijk werden gebracht. Het wachten is dus op een literaire Dematons. (En op het inzicht dat het niet zo handig is geweest om iemand voor het hoofd te stoten die zo’n canon denkbaar heeft gemaakt. – Zie mijn artikelen op deze website onder de knop Verhaal & Onderwijs. Tal van brieven van soms hooggeplaatste lieden zijn daaraan toe te voegen met steunbetuigingen voor mijn idee. – En die erin getraind is om de achterliggende gedachte van honderd-en-één kanten te bekijken. Van dat soort lieden lopen er niet veel rond, dat kan ik u verzekeren.)

In het licht van duurzaamheid, het episch-canonieke woord bij uitstek, is er nog niets verloren. We staan in Nederland nog vorstelijk vooraan met onze canon. Met zijn Amerikaanse kijk op het project heeft historicus James Kennedy destijds in het artikel The Dutch Canon Debate: Reflections of an American zijn verbazing uitgesproken dat het in ons land, in tegenstelling tot Amerika, überhaupt mogelijk gebleken is zoiets te verwezenlijken. Ondanks de te verwachten tegenwind. (Temeer omdat men zich in Amerika meer bewust is van een canoniek verleden dan bij ons.) We mogen ons kortom gelukkig prijzen. Niet het minst wanneer zo’n canon aanleiding mag zijn voor een geweldig platenboek of wat er ook nog meer aan zit te komen.