Antwoord op Harari’s No Story*

Ingegeven @ vr 07-09-2018 In: Nieuws

* Onderstaande heb ik als e-mail in vertaling aan Yuval Noah Harari toegezonden. Met als antwoord, via zijn secretaresse: “met belangstelling gelezen maar sorry, geen tijd voor een reactie.”

Beste heer Harari.

Als voormalig onderwijzer en onderzoeker naar de geschiedenis van het verhaal in het onderwijs en enthousiaste lezer van uw boeken, wil ik u iets voorleggen. In uw laatste boek beschrijft u het als onvermijdelijk dat we afscheid moeten nemen van het grote, alles overkoepelende verhaal. “No story.” Maar wat een dilemma ontvouwt zich hier! Onderscheidt de mens zich dan niet langer van het dier door haar verhalen? Als onderzoekend onderwijzer kijk ik vooral met een didactische blik naar verhalen en geloofssystemen. Welke taal kan ons tot voertuig, bron van inspiratie en gedeelde kennis zijn als de taal van het verhaal daarbij ontbreekt? Vormt het Broca’s centrum in onze hersenpan, waar het taalvermogen is ontwikkeld in de menselijke evolutie, niet nog steeds een onuitputtelijke bron om alles wat we als kinderen in de wereld tegenkomen, van duiding en verhalen te voorzien? Inclusief AI, voortdurende verandering en wat dies meer zij? Goed, u schrijft terecht dat kinderen moeten leren functioneren in een zich steeds veranderende wereld. Maar is dat niet precies de unieke kwaliteit van het verhaal, in tegenstelling tot een goddelijke waarheid of een feit, dat het zich voortdurend aan kan passen aan omstandigheden?

Mag ik een verklaring en misschien zelfs een remedie voorstellen voor de impasse waarin het geestelijke leven van de moderne mens klaarblijkelijk verkeert? De angst voor een toekomst waarin de mens geregeerd wordt door machines is als de angst van de muis die verlamd raakt door de aanblik van de slang. De muis zou eenvoudig door zijn blik af te wenden aan de slang kunnen ontsnappen, maar het diertje is er dermate in de ban van dat hem dat niet lukt. Wij moderne mensen zijn op dezelfde wijze in de ban geraakt van de machine dat we niet in staat zijn onze nek- en oogspieren zodanig te beheersen en eenvoudig bij te sturen dat we oog krijgen voor alternatieve routes dan die van het verdwijnen in een slangenmuil. Ik stel u voor, zeer gewaardeerde heer Harari, uw fixatie op onze westerse obsessie met het mathematische en het instrumentele (zie op mijn website guidoeverts.nl mijn in het Engels vertaalde artikel The Third Method waarin de vooruitgangsfixatie van René Descartes als paradigma van de moderne tijd wordt aangedragen) onder ogen te zien. En, al dan niet met hulp van zenboeddhisme (hetgeen een uiterst wijze leer is om het heden in zijn volle waarde te beleven, ik beoefen ook iets dergelijks), de blik van zijn fixatie af te wenden. Om haar te richten op de door u zelf bedreven tak van wetenschap, de alfawereld en de nog ongebruikte middelen die zij voor ons in petto heeft.

Wie zijn vertelvermogens inbakert, frustreert of zelfs ontmantelt, zoals dat in de Middeleeuwen is gebeurd (ter wille van dat ene, wel geoorloofde verhaal, het christelijke, ik beschreef de toedracht daarvan in mijn proefschrift), om zich vervolgens een denkwijze van een geheel andere aard eigen te maken, de mathematisch-instrumentele denkwijze, diegene ziet zich op een kwade dag gesteld voor een probleem. Dat lijkt me logisch. Maar die logica, aan de hand waarvan onze vertelvermogens nieuwe en ongekende richtingen zouden kunnen gaan bewandelen, die logica an sich is niet erg gangbaar, is totaal niet gangbaar. De muis kent maar één optie en navenant ook maar één optiek: die van de slangenmuil. Ik geloof in een toekomstbeeld dat er als volgt uitziet. Zodra de alfawereld onderzocht wordt op haar antropologisch-potentiële mogelijkheden om de wereld te duiden en betekenis te geven, mogelijkheden die zij afgewezen heeft en schromelijk verwaarloosd in de afgelopen eeuwen – vormen van voorouderverering en initiaties in een modern jasje lijken mij bijvoorbeeld niet ondenkbaar – het machinetijdperk in haar alomtegenwoordige almachtigheid ten einde is. Van dat moment af aan lijven we AI in ons Verhaal in en blijven we zelf meester over de dingen die we maken. Dat en geen greintje minder zijn we, vind ik, onszelf en de moderne tijd verschuldigd.

Hartelijke groeten,

Guido Everts