Boekbesprekingen

 

Van Rome tot Rome door Dan Jones: een meesterwerk met een gat erin
Datum: wo 02-08-2023 @ 08:56

 

Over de aanleiding tot deze boekbespreking

Allereerst: respect. Een overzicht van de middeleeuwen dat aanspraak kan maken op een zeldzame compleetheid. Luchtig en toegankelijk geschreven ook, zonder dat de verteller/entertainer met de historicus aan de loop gaat. Jones is onderhoudend als verteller, leerzaam, zijn betoog steeds voedend met zijn bewonderenswaardige encyclopedische kennis. Een Fundgrube kortom. Of het nou over volksverhuizers, monniken, geleerden, ridders, kruisvaarders of Arabieren gaat. Of kooplieden en nieuwlichters in tijden van renaissance.

Maar pas op, ik pretendeer hier niet het boek in zijn geheel te bespreken. Ik heb iets anders op het oog. Namelijk, dit door een publieke lieveling – van vooral de Engelse tv – geschreven, overzichtswerk op de middeleeuwen door te spitten op een wat mij betreft cruciale aangelegenheid in die eeuwen: de kerstening der volken.

Ik begon dit ‘onderzoek’, laat ik eerlijk zijn, met kromme tenen. Ik zou er, zoals in de meeste studies over de middeleeuwen, vast en zeker in vastlopen op de ontkenning en/of onverschilligheid aangaande door de kerk gepleegde (mis)daden. De betere schrijvers niet te na gesproken. Of misschien zelfs worden getrakteerd op – in dit geval – anglicaans angehauchte propaganda. Maar nee, houzee. Er bleef weinig over van mijn vooroordeel.

We zouden, zoals Jones doet in een youtube-lezing, over dit boek gehouden in The British Library, de middeleeuwen op een zonnige manier kunnen beschrijven. Maar hij is, als de publiekslieveling die hij ook is, in die lezing voor de Library zijn publiek misschien meer naar de mond gaan praten dan hij in zijn boek doet. Hoe graag hij ook de middeleeuwen relevant maakt voor onze tijd, hoe vaak hij daar ook metterdaad in slaagt, er blijft een gapend gat in zijn betoog zitten. Voor de kritischer verstaander blijft er in die duizend jaar een belangrijk element, met niet te onderschatten  relevantie voor onze tijd, verborgen. Namelijk het machtslichaam der middeleeuwse kerk. Dus de pausen, bisschoppen (zijnde de hoogste autoriteiten in de steden) en hun concilies, de abten, predikanten en diakenen. Kortom die hele hiërarchisch-religieuze rimram. Die immers, ook geen kleinigheid, de neuzen van de volken maatschappelijk, moreel en cultureel dezelfde kant op wist te zetten. Dat moet een operatie van gigantische proporties zijn geweest. Voor onze tijd net zo relevant als het weglaten ervan ook is.

Leg uit. Daar gaan we. Jones laat de kerkgeschiedenis meermaals voorbij komen, maar geeft haar niet de plaats die zij verdient. Zo kan het bij hem gebeuren dat een paus halverwege de achtste eeuw een koning kroont, zonder uitleg waar die enorme pauselijke macht vandaan komt. Hoe heeft de kerk, een door Constantijn de Grote begin vierde eeuw geïnstalleerd, betrekkelijk nieuwbakken instituut, het klaargespeeld om tijdens een om zich heen grijpende chaos, van Rome’s ondergang tot volksverhuizingen en, volgens velen, algehele culturele aftakeling, een ‘bisschop van Rome’ aan te stellen met het gezag dat koningen kan kronen? Wat is er in die tijd van volksrumoer gebeurd waardoor die kerk zo goed wist te gedijen? Zijn die Vandalen en die Langobarden, om er maar twee te noemen, met hun Ariaans-christelijke bischoppen, dan toch niet de verpletteraars van het Romeinse Rijk geweest, waar we ze ‘voor het gemak’ voor houden? Of hebben we hier niet te maken met een feitelijke weergave maar met christelijke propaganda?

 

De kerstening als onthechtende gebeurtenis

Jones laat de kerstening zoals gezegd ‘voorbij komen’, zonder haar de centrale en cruciale rol te geven in het wereldgebeuren die zij verdient. Daarmee blijft die kerstening verschoond van ermee gepaard gaande verschijnselen die wonden hebben geslagen, en die dat tot op heden doen. Ik zeg niet dat Jones ervan wegkijkt, maar hij maakt er ook geen punt van. Een klokkenluider is hij niet. Aanspraak makend op een definitief verhaal over de middeleeuwen zou hij voor zo’n rol gekozen kunnen hebben. Maar waar ik zou willen spreken van een collectief ontduiken van historische verantwoordelijkheid door de kerk op dat gebied, ressentimenten in onze tijd ontkennend en negerend, daar benoemt Jones te vaak die pijnpunten om hem als bondgenoot daarvan te zien.

Laat mij het een en ander toelichten. De inleiding van het boek geeft aan op welke terreinen Jones zich gaat begeven: oorlog, wetgeving, kunst en literatuur ‘Religie’, laat staan kerstening, wordt daar niet genoemd. “Ik ga een aantal grote vragen stellen – en hopelijk beantwoorden. Wat gebeurde er in de middeleeuwen? Wie zwaaide er de scepter? Hoe zag de macht eruit? Wat waren de grote krachten die het leven van de mens bepaalden? En hoe gaven de middeleeuwen vorm aan de wereld zoals we die tegenwoordig kennen?” Waar blijft daarin de kerk? Waarmee ik niet “de monniken” bedoel, waar hij een hoofdstuk helemaal aan weidt, zeg maar ‘de soldaten’ van de kerk. Daarmee doel ik op de machthebbers, de verantwoordelijken zelf. Terwijl hij aanvankelijk over de lengte van anderhalve pagina stevig uitpakt over de christelijke macht en propaganda van rijkswege sinds Constantijn de Grote (“de kerk ontwikkelde een uitgesproken militaire toon”), zien we daar pas in de laatste eeuwen/hoofdstukken wat van terug.

Wat is er in de tussentijd gebeurd? Waar blijft het onherroepelijke leed dat het onthechten van de millennia doorstane natuur- en voorouderverering bij het kersteningproces teweeg gebracht moet hebben? We weten het niet. Ons collectieve geheugen gaat daar op blind, juist in die eeuwen waarin de kolonisatie door het christendom de natuur- en voorouderverering voor eens en voor altijd van de aardbodem heeft doen verdwijnen. Alsof het nooit bestaan had. (Zie Richard Fletcher’s omvangrijke onderzoek naar het middeleeuwse kersteningproces, The Barbarian Conversion: From Paganism to Christianity, en zijn radeloosheid niets te hebben kunnen vinden over “what Germanic people were converted from.” Voor een antwoord op die vraag zullen we het moeten doen met de verslagen van gekoloniseerde inheemsen van vandaag. )

Het erge is dat we in die eeuwen een gat in ons geheugen hebben laten vallen, minder per ongeluk dan expres, en dat we daardoor in het Westen niet meer weten wie we zijn of waarom we doen zoals we doen. En, en dat is het allerergste, dat we het er zo bij willen laten. Met ‘onze’ in die Middeleeuwen gevormde gevoelloosheid voor de natuur en de niet-christelijke medemens. Op zichzelf genomen kan er een eminente waarde uitgaan van de onthechtingsboodschap van het christendom. Het afwijzen van goden, tradities en verhalen kan zuiverend werken op de individuele godsbeleving (zie de Belijdenissen van Augustinus). Maar voor het gemeenschappelijk verkeer is het rampzalig.

Bekijk je de geschiedenis ‘van onderop’, vanuit ‘het volk’, dan is ‘rampzalig’ het toepasselijke woord. Liet een koning zich eenmaal bekeren, vanuit machtsopportunisme dikwijls, dan namen bisschoppen de taak op zich, geëscorteerd door soldaten van de koning, om heidense heiligdommen en gebruiken te elimineren. Onder afzwering van eigen normen, verhalen en tradities werd zo het enige en ware geloof gebracht, met zijn sacramenten, gebeden, feesten, zedenleer en al. Het is precies dat meest pijnlijke afstraffen van culturele eigenheid wat ik mis in het relaas van Jones.

 

‘De donkere Middeleeuwen’

Je zou zo kunnen redeneren dat, aangenomen dat dat kersteningsproces maar een tijdelijk en eenmalig lijden heeft veroorzaakt, het nogal meevalt met dat door mij geagendeerde ‘gat’ in Jones’ betoog. Maar zo is het niet. Dat ‘eenmalig lijden’ ging gepaard met verschijnselen die het al minder ‘eenmalig’ maken. Verschijnselen die zich groeperen rond de uitdrukking ‘de duisternis der middeleeuwen’.

Jones wil daarvan af. Hij wil vooral licht laten schijnen op zijn onderzoeksterrein. De ‘duisternis der middeleeuwen’, waar ook grote mediëvisten (met name Ernst Curtius) van gewagen, zij is voor Jones betrekkelijk. Een saillant detail als voorbeeld. Bij het – ter discussie staande – welslagen van de ‘Karolingische renaissance’ verdubbelt Jones het aantal gedurende die renaissance geproduceerde manuscripten. Zoals aangegeven door twee geleerden met de meeste expertise op dat gebied, Bernhard Bischoff en Rosamond McKitterick. Van de 7000 getelde en 50.000 mogelijk geproduceerde geschriften maakt Jones er 100.000. Eigen inschatting? Ja vast, Dan. Zoals ik een ‘inschatting’ maak van de aankoopprijs van mijn horloge bij de pandjesbaas.

Zwaarder weegt wat mij betreft dat hij de Codex van Justinianus de hemel in prijst als “gouden standaard voor constitutionele hervormingen in de middeleeuwen.”  Zonder tegelijkertijd gewag te maken van de daarin aan keizer Theodosius ontleende restricties en penalty’s voor ketters, heidenen en Joden – tot en met de “ultieme straf” aan toe. (Bij het lezen van deze “gouden standaard”  heeft de aansporing tot het verraden van de eigen familieleden me nog het diepst geraakt.)

Het woord ´duisternis´ wijst op een, na de oudheid, in betrekkelijk korte tijd schrikbarende teruggang op het gebied van publieke meningen en schrijverij. Historici en duiders van hun tijd op persoonlijke titel zijn plotseling onvindbaar. Hoe nu? Waarschijnlijk lijkt – ik waag mij in een blinde vlek van de geschiedwetenschap – dat een alomvattende censuur, die al zijn opwachting maakte bij de vernietiging van de werken van grote maar kritische schrijvers als Celsus en Porphyrius in de 5e eeuw, naderhand de bijl gezet heeft in wat in die eerste, nog betrekkelijk hoog ontwikkelde, middeleeuwen is gewrocht. Aan kronieken, essays, kunstwerken, theater.

De kerk had maar liefst het alleenrecht verworven op alles wat zich voordeed aan schrijverij, aan mening en debat. Wat de muren van een klooster binnenkwam aan onoorbare lectuur stierf, zonder een probleem daarvan te maken, een geruisloze dood. Waar zijn plotseling de scherpte van de filosofen, het kritisch denken, de satires, het debat gebleven? Rond dat alles heerst een raadselachtig zwijgen. Waar zijn de schrijvers, de hoge officieren, rechters of grootgrondbezitters, met een opleiding die garant staat voor het leveren van teksten die ertoe deden? Waar zijn de beroemdheden die zich roeren in de eeuwen tussen 500 en 1100, zoals uit de oudheid en de Renaissance, naar wie we nog dagelijks verwijzen?

Nog urgenter hier: waar is ‘het volk’? Orale volksvertellers, hun verhalen, scabreuze liederen en het laatste nieuws, ook zij gingen in de duisternis teloor. Het aanzien van de hofzanger, de histriones uit de oudheid, was in de eerste helft van de middeleeuwen afgezonken naar dat van klaploper. (“De draaiorgelspeler”, op het schilderij van Pieter Breughel de Jonge, uit 1608 typeert de middeleeuwse volkszanger nog het best, namelijk als blinde, haveloze bedelaar met zijn bedelende vrouw en horden kinderen om zich heen.) Als in die eerste middeleeuwen op basis van het Boek een hiërarchische organisatie kan worden opgetuigd die zich kan meten met de hoogste adel en die bovendien het schrijvers- en vertellersambt voor zich weet op te eisen, welke barbaarse invloeden van buiten hebben West-Europa dan geteisterd?

Jones wil ons aanvankelijk doen geloven: “De Kerk was door geleerden opgebouwd en verloor nooit haar interesse om geleerden voort te brengen.” Maar verderop herkennen we de procedure van op het verkeerde been te zijn gezet. “Wantrouwig jegens andere geloven, andere denkwijzen en andere autoriteiten” was “geleerde vraatzucht rond de millenniumwisseling volstrekt uit de gunst geraakt. Tussen de zesde en de elfde eeuw ging veel van de wijsheid uit de klassieke wereld langzaam maar zeker verloren in het Latijnse Westen. Het Grieks, dat zelfs al tijdens de zesde eeuw begon te vervagen, was in de elfde eeuw feitelijk dood en begraven voor westerse schrijvers.”

Had Jones zich op het terrein van bisschoppelijk bestuur gewaagd, zoals dat in concilies door de middeleeuwen heen heeft vorm gekregen, dan kwam hij hier met beide benen op de grond. De Amerikaanse onderzoeker Ellen Perry Pride deed dat wel, op zoek naar door de kerk genomen verantwoordelijkheid voor het onderwijs. In haar Ecclesiastical Legislation on Education, A.D. 300-1200 (Cambridge 1943) komt zij tot de volgende onvermijdelijke conclusie: “official records offer almost nothing as testimony that the Church as a whole assumed any responsibility for education.” (Voor de exacte maar beschamende aantallen boeken in de bloeitijd van klooster- en kathedraalbibliotheken, verwijs ik naar mijn artikel Een reuzin en zeven reuzen: Een paar getallen bij de literaire catastrofe van de Middeleeuwen. Verhaal & Christendom - Guido Everts.)

 

Modern ressentiment in wording?

Kort en goed, Jones’ boek toont op tal van gebieden de relevantie van de middeleeuwen voor het heden. Behalve dus waar het gaat om de religie en haar effecten op het culturele- en gemeenschapsleven. Daar komen we, alle schone dingen en ideeën die de religie de cultuur ook heeft gebracht ten spijt,  in het bedoelde ‘gat’ terecht. Een omissie met verstrekkende gevolgen. Dalen we af naar de bodem van dat gat, waar de duisternis volkomen wordt, dan vinden we daar een collectief trauma, vol ressentiment en onverwerkt verdriet. En het, door terug in de geschiedenis te blikken, begrijpelijker wordende, onbuigzame wantrouwen naar elites toe. Zoals we dat we vandaag in steeds luidruchtiger gedaante meemaken.

De meer dan brute en brutale schreeuw om niet bestuurd te willen worden door een onbestemde machtselite, die de overtuiging uitdraagt maling te hebben aan lokale eigenheid, doen ons de oren tuiten. Zonder ‘ons’, intelligentsia, blijkbaar te realiseren hoe zaken als de wereldwijde markt, technologie, wetenschap en politiek het zich aan ‘het volk’ opdringende verhaal vertellen van universele idealen. Eenzelfde soort verhalen als van het middeleeuwse christendom, met dat verschil dat de verwachting naar de toekomst zich niet meer tot een hemels (on)heil richt, maar tot het wereldse vooruitgangsideaal. Met als onverbiddelijke eis je traditie, je verleden te moeten loochenen om als nieuw je toekomst tegemoet te zien. Vernietig je verleden en vernieuw jezelf. Aldus het motto dat, beginnend bij de Kruistochten, in het uiterste geval de uitroeiing van volken legitiem heeft kunnen maken.

“Samenzwering”? Waarom niet? Zolang de betekenis van dat woord maar niet als een vooropgesteld, planmatig doel gezien wordt, doet het eendrachtige ontduiken of omzeilen van een voor onze tijd cruciaal historisch feit angstvallig en complotterig aan. Ook al is het woordgebruik misschien abject, het unheimische gevoel dat tot dat woordgebruik aanleiding geeft is alom en in ruime mate tegenwoordig. Het fascisme is, in zijn onvoorstelbare extremiteit, erin tot bloei gekomen. We moeten uitzoomen om de wereld te begrijpen. Modern Times meet Middle Ages. Een link in de geschiedenis die even krankjorum is als onbewijsbaar? Ik denk van niet. Kwestie van out of the box denken.

 

Een nieuwe cultuur van verhalen vertellen

We moesten maar eens kijken hoe wij, moderne mensen, het lokale en ‘bezielde’ eigene opnieuw een plek kunnen geven. Tussen de tornado’s van het in alle media verheerlijkte vooruitgangsstreven door. Laat ik een suggestie doen. Een in het Westen door vele eeuwen uitgeklede vertelcultuur – zie boven – met zijn elitaire connotatie van eeuwen her, een connotatie waar we tegenwoordig tegenaan lopen en het liefst vanaf willen, zou, eenmaal gerestaureerd, gerespecteerd, geëtaleerd, de band kunnen herstellen tussen mensen onderling en met de natuur. Door een cultuur van even regionale als mondiale allure nieuw leven in te blazen. Ons ontdoen van een collectief opgelopen trauma, door datgene in een liberaler en mondialer context nog eens corrigerend over te doen waar we ons gedurende een millennium mee vervreemdden van culturen van gemeenschapszin en natuurbehoud. En ja, Jones heeft gelijk, daarbij kunnen we veel leren van de middeleeuwen. Meer dan van bijvoorbeeld de Verlichting.

Het verlies van een bezielde band met het gemeenschapsleven, waarop door de vooral linkse intelligentsia in een nabij verleden net zo weinig acht geslagen werd als nu nog steeds door mediëvisten op de kerstening der volken, wordt door populisten uitgebuit en zegevierend rond gedragen langs de volken van de wereld. ‘De elite’ heeft hier een inhaalslag te maken van historische proporties. In zeker opzicht – ‘in negatieve zin’ is me te oncollegiaal – voorziet het boek van Jones ons daartoe van een formidabel uitgangspunt.

Klokkenluiders, liefst van katholieke huize, opgelet! We hebben jullie nodig, in grote getale nog wel. Om een correctie aan te brengen aan een uit de hand gelopen heilsleer die, zij het nog steeds de individuele mens bezielend, inspirerend, onbesuisd werd opgelegd aan volkeren, hen verdovend voor hun oorspronkelijke inspiratiebronnen.

Luidt op een dag de kerkklokken! De dag waarop de dichters en vertellers gaan beginnen aan een nieuw lokaal of internationaal verhaal. De verloren band herstellend.

Guido Everts

Amstelveen, 6 oktober 2022

 


lees artikel

Add Article Text...


  Commentaar (9)  
< terug  1 van 21  Volgende >
 

 


Lijst van Artikelen
Kies hieronder een artikel. Links in het scherm kunt u het lezen.
 
Van Rome tot Rome door Dan Jones: een meesterwerk met een gat erin
De schepping van Europa: Een inleiding tot de geschiedenis der Europese Christenheid, door Christopher Dawson*
The Making of Textual Culture: ‘Grammatica’ and Literary Theory, 350-1100 by Martin Irvine*
Christianity & Paganism in the Fourth to Eighth Centuries by Ramsay MacMullen*
De geschiedenis van de vooruitgang, door Rutger Bregman
Identiteit, door Paul Verhaeghe
The Politics of Home: Belonging and Nostalgia in Western Europe and the United States, door Jan Willem Duyvendak.
Rousseau en ik. Over de erfzonde van de authenticiteit, door Maarten Doorman
The Information Age: Economy, Society and Culture, door Manuel Castells*
Niet voor de winst: Waarom de democratie de geesteswetenschappen nodig heeft, door Martha Nussbaum*
Moeten wij van elkaar houden? Het populisme ontleed, door Bas Heijne*
Religie voor atheïsten: Een heidense gebruikersgids, door Alain de Botton
Als ziende de Onzienlijke: Een cultuurpsychologische studie over de religieuze waarneming en de zogenaamde religieuze projectie, door Han Fortmann*
De audiendis poetis, door Plutarchus*
Aan de jongelingen. Hoe zij nut kunnen trekken uit de profane letteren, door Basilius van Caesarea*
Literature and the American college, by Irving Babbitt*
Augustine’s Invention of the Inner Self: The Legacy of a Christian Platonist, by Philip Cary*
Outward signs: The Powerlessness of external things in Augustine’s Thought, by Phillip Cary*
Preface to Plato, by Eric A. Havelock*
Liber Antibarbarorem, of: Het boek tegen de barbarij, door Desiderius Erasmus*
Zeven vragen aan Augustinus; Augustijnse spiritualiteit voor het dagelijks leven, door Paul van Geest en Monic Slingerland
);