Boekman, Frits van Oostrom und kein Ende*

*Geplaatst op de website van Entoen.nu op 27-07-2009. In: Verhaal & Onderwijs

De belangrijkste kolom uit het Boekmantijdschift over de canon, zomer 2009, is die waarin Frits van Oostrom zich eens kwaad maakt. Dat is zeldzaam maar ook raadzaam. Dat verdient zelfs aanmoediging. Niet alleen omdat hij gelijk heeft, over humanioraklanten die maar blijven klagen over dit canonproject dat er nota bene is omwille van de humaniora (waarbij ook nog eens schrikbarend oude koeien worden opgedregd uit antieke linkse handboeken), maar ook en vooral omdat het het canonproject tot nu toe nog chronisch ontbreekt aan porum, facie, smoel en zelfvertrouwen. Om van maatschappelijke betrokkenheid maar niet te spreken. Het zal kortom eens tijd worden dat de canon meer uitstraalt dan faalangst en onzekerheid alleen.

Ouderwets geneuzel en gezeur over dreigend nationalisme dat – in nagedachtenis aan de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog, ja echt, je gelooft het niet – weer op zou kunnen laaien door iedereen met zo’n canon te confronteren – niet met het nationale onderwijs, de nationale politiek, de nationale media, nee, met een nationale lijst met onderwerpen, gedrenkt in medezeggenschap en transparantie – heeft nog steeds het laatste woord. Bij een beetje minder faalangst vanuit de canonstichting en haar gezichtsbepalende instellingen wordt dergelijk loos gedram vanzelf te bespottelijk voor woorden.

(Het andere Grote Gevaar heet Buitensluiting. Om dat gevaar te tarten schijnt niets anders nodig te zijn dan het woord ‘nationaal’. Niet ‘Geldermalsen’ bijvoorbeeld, dat met zijn canon buitensluiting van de dorpen Deil, Buren, Meteren en Est op zijn geweten heeft. Ook niet het plakboek van de familie Jansen, met de opzettelijke buitensluiting van de familie Pietersen. Zelfs niet, en daar draait het uiteindelijk allemaal om, door het uitdrukkelijk en expliciet te maken dat je iets of iemand buiten wílt sluiten. Zelfs als iedereen toegang tot een feestje heeft blijft er een kringetje demonstranten buiten staan joelen en schreeuwen met uit boeken opgediepte leuzen die ‘het buitensluiten’ ideologisch aan de schandpaal nagelen. Tja, je moet toch wát met zo’n verschijnsel?)

Het ontbreekt het canonproject kortom aan zelfvertrouwen en aan ponem. De meest waardevolle bijdragen in het Boekmantijdschrift zijn van Thije Adams en Paul Schnabel (vooral van eerstgenoemde), maar ook zij veranderen daar helaas weinig aan. Wat dat betreft houdt Maarten Doorman het gelijk aan zijn zijde, toen hij voorspelde dat de publieke rol van het project als een pudding in elkaar zou zakken als je het uitsluitend overlaat aan wat ‘we’ ervan vinden. Teveel bescheidenheid van bovenaf is daarbij funest.

Dat geldt netzo goed voor een herdenking. Ook daarbij is regie van bovenaf onmisbaar. Na deeltje A heeft Frits van Oostrom, zo schreef ik destijds al na de presentatie van zijn canon, het bijltje erbij neergelegd. Mijn advies aan hem is, zet je kwaadheid nu eens in om van deel B wat meer te maken dan een fluttekst met wat plaatjes, want dat is het, excusez le mot. (Een beetje Neerlandicus maakt er gehakt van, zou ik zo denken!) Maak van de canon zelf alsnog een kunstwerk, zodat de leraar iets meer heeft om er trots bij zijn klas mee aan te kunnen komen dan met de vraag “wie wil er vandaag aan de canon – de computer – werken?”.

En dan nog dit: zolang de canon nog steeds alleen wordt gezien als vulling van het kennisgat (Van Oostrom komt als motief voor de canon met het voorbeeld dat William of Orange werd vertaald als Willem de Sinaasappel), is het een belediging van de geschiedenisdocent. Waarom hem en haar niet gewoon meer tijd en geld gegeven, dan vullen hij en zij dat gat vanzelf op! Zolang er niets bijzonders aan de hand is met zo’n canon, bijvoorbeeld iets met ‘erfgoed’, viering of ‘geheugen’, laat staan dat dat een eigen onderzoek verdient, zolang is er ook geen reden voor een canon. Gewoon wat meer geschiedenisles volstaat dan immers. Geef de protesten van historici niet nog eens extra voer door steeds maar weer alleen dat kennisgat te willen vullen. Een canon is beleving, het is meer dan kennis. Wát meer? De vrolijkheid van een feestje dat, het is niet anders, gebonden is aan plaats en tijd, maar waar iedereen mag komen. Ook individualisten, ideologisch angehauchten en voor geen grenzen terugdeinzende cultuurdragers. Alleen zuurpruimen zijn niet welkom.