De ‘Kindersite’: mag er wat meer spanning, inspiratie, schoonheid in de teksten?*

*Geplaatst op de website van Entoen.nu op 23-07-2008. In: Verhaal & Onderwijs

Waarom aarzelt entoen.nu op het gebied van taal toch telkens weer het onderste uit de kan te halen? Juist bij zo’n talig onderwerp als een Canon van Nederland? De ‘Kindersite’ is op zich een stap vooruit. Ik hoop mét entoen.nu dat de kinderen er blij mee zijn. Mij is het nog te zuinig en te zuur. Technologie en organisatorische perfectie stellen de teksten nog steeds in de schaduw. Op een enkele uitzondering na (Hunebedden, Spinoza, met zijn grandioze rap, dat mag er zeker bij vermeld, Eisinga, de Beemster) is het schoolboekjestaal wat er de klok slaat: houterig, afstandelijk, formalistisch. Wat betreft woordkeus, stijl en dictie blijft de Canon van Nederland zo het zwarte schaap op de afdeling geschiedenis van de boekhandel. Waar blijft het beloofde ‘inspirerende fundament’?

Terwijl het dat zou kúnnen zijn. Neem nou Honderd vaderlandse helden van J.G. Kikkert. Vergelijk de Erasmustekst daaruit eens met de even lange tekst van entoen.nu, en u begrijpt wat ik bedoel. Het is de warme betrokkenheid bij dingen en personen waardoor die eerstgenoemde tekst verleidt tot verder lezen, wat bij de laatstgenoemde tekst geheel ontbreekt. Hiërarchisch durven denken, daar gaat het bij een canon om. Dat geldt voor de onderwerpen, maar ook voor de taal. Wat is mooier, beter, welke zinnen drukken het beste uit wie of wat iets of iemand heeft betekend. Je kiest een cultuurheld of een cultuurgoed om daarmee een collectief geheugen uit te rusten. Voorbeeldigheid is dan functioneel, in tal van opzichten.

In zijn Willem-de-Zwijgertekst vinden we bij J.G. Kikkert de volgende beginzin: “Het jaar 1576 bracht in het leven van onze meest bejubelde held het hoogtepunt. Willem van Oranje deed zijn officiële intocht in Brussel, de hoofdstad der Nederlanden, toegejuicht door een duizendkoppige menigte.” Idem bij Rembrandt: “Dat Rembrandt, de meester van licht en donker, de zoon was van een molenaar, zal zijn internationale beroemdheid als Hollandse meester zeker geen kwaad hebben gedaan.” Bij Douwes Dekker vinden we: “Multatuli was een klokkenluider en die hebben het nooit gemakkelijk.” Slotzin bij Van Gogh: “Hij kon beter schilderen dan leven en was in zijn kunst zijn tijd ver vooruit.”

In de serie Kopstukken van het Laagland konden ze bij De Volkskrant er ook wat van. Een der beginzinnen van Aleid Truijens: “Als Piet Mondriaan er niet was geweest, zou onze omgeving er totaal anders uitzien.” Idem bij Anne Frank: “Zeventig zou ze dit jaar zijn geworden. Moeder en grootmoeder, zoals ze zich voorstelde, en getrouwd met een man die een beetje op haar vader leek. En misschien de beroemde schrijfster die ze later wilde worden. […] Maar er kwam geen later.”

Door hun context krijgen canononderwerpen betekenis. Zonder context geen betekenis. Een canononderwerp veronderstelt een canonieke context. De icoontjes beantwoorden daaraan: ze zijn mooi, representatief en kernachtig. De teksten zijn dat niet. Ik hoop dat in dit land van Droogstoppel en de VOC (op de ‘kindersite’ de minste aller teksten) naast ‘Rembrandt’ en ‘Van Gogh’ ook voor ‘Vondel’ en ‘Douwes Dekker’ plaats komt in de klaslokalen. Of het ons nu ligt of niet, de literaire vorm wás altijd en blijft de beste voor een canon der geschiedenis.